Vervoeging van civilize

Engels

Nederlands

Present

  • I civilize
  • you civilize
  • he/she/it civilizes
  • we civilize
  • you civilize
  • they civilize

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik moderniseer
  • jij moderniseert
  • hij/zij/het moderniseert
  • wij moderniseren
  • jullie moderniseren
  • zij moderniseren

Simple past

  • I civilized
  • you civilized
  • he/she/it civilized
  • we civilized
  • you civilized
  • they civilized

Onvoltooid verleden tijd

  • ik moderniseerde
  • jij moderniseerde
  • hij/zij/het moderniseerde
  • wij moderniseerden
  • jullie moderniseerden
  • zij moderniseerden

Present perfect

  • I have civilized
  • you have civilized
  • he/she/it has civilized
  • we have civilized
  • you have civilized
  • they have civilized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemoderniseerd
  • jij hebt gemoderniseerd
  • hij/zij/het heeft gemoderniseerd
  • wij hebben gemoderniseerd
  • jullie hebben gemoderniseerd
  • zij hebben gemoderniseerd

Past perfect

  • I had civilized
  • you had civilized
  • he/she/it had civilized
  • we had civilized
  • you had civilized
  • they had civilized

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemoderniseerd
  • jij had gemoderniseerd
  • hij/zij/het had gemoderniseerd
  • wij hadden gemoderniseerd
  • jullie hadden gemoderniseerd
  • zij hadden gemoderniseerd

Future

  • I will civilize
  • you will civilize
  • he/she/it will civilize
  • we will civilize
  • you will civilize
  • they will civilize

Toekomende tijd I

  • ik zal moderniseren
  • jij zult moderniseren
  • hij/zij/het zal moderniseren
  • wij zullen moderniseren
  • jullie zullen moderniseren
  • zij zullen moderniseren

Future perfect

  • I will have civilized
  • you will have civilized
  • he/she/it will have civilized
  • we will have civilized
  • you will have civilized
  • they will have civilized

Toekomende tijd II

  • ik zal gemoderniseerd hebben
  • jij zult gemoderniseerd hebben
  • hij/zij/het zal gemoderniseerd hebben
  • wij zullen gemoderniseerd hebben
  • jullie zullen gemoderniseerd hebben
  • zij zullen gemoderniseerd hebben

Conditional present

  • I would civilize
  • you would civilize
  • he/she/it would civilize
  • we would civilize
  • you would civilize
  • they would civilize

Conditionalis I

  • ik zou moderniseren
  • jij zou moderniseren
  • hij/zij/het zou moderniseren
  • wij zouden moderniseren
  • jullie zouden moderniseren
  • zij zouden moderniseren

Conditional perfect

  • I would have civilized
  • you would have civilized
  • he/she/it would have civilized
  • we would have civilized
  • you would have civilized
  • they would have civilized

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemoderniseerd
  • jij zou hebben gemoderniseerd
  • hij/zij/het zou hebben gemoderniseerd
  • wij zouden hebben gemoderniseerd
  • jullie zouden hebben gemoderniseerd
  • zij zouden hebben gemoderniseerd

Imperative

  • you civilize
  • you civilize

Imperatief

  • jij moderniseer
  • jullie moderniseert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van civilize