Vervoeging van clank

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it clanks
  • they clank

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het rinkelt
  • zij rinkelen

Simple past

  • he/she/it clanked
  • they clanked

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het rinkelde
  • zij rinkelden

Present perfect

  • he/she/it has clanked
  • they have clanked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gerinkeld
  • zij hebben gerinkeld

Past perfect

  • he/she/it had clanked
  • they had clanked

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gerinkeld
  • zij hadden gerinkeld

Future

  • he/she/it will clank
  • they will clank

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal rinkelen
  • zij zult rinkelen

Future perfect

  • he/she/it will have clanked
  • they will have clanked

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gerinkeld hebben
  • zij zult gerinkeld hebben

Conditional present

  • he/she/it would clank
  • they would clank

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal rinkelen
  • zij zullen rinkelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have clanked
  • they would have clanked

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gerinkeld
  • zij zullen hebben gerinkeld

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van clank