Vervoeging van coincide

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it coincides
  • they coincide

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het coïncideert
  • zij coïncideren

Simple past

  • he/she/it coincided
  • they coincided

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het coïncideerde
  • zij coïncideerden

Present perfect

  • he/she/it has coincided
  • they have coincided

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gecoïncideerd
  • zij hebben gecoïncideerd

Past perfect

  • he/she/it had coincided
  • they had coincided

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gecoïncideerd
  • zij hadden gecoïncideerd

Future

  • he/she/it will coincide
  • they will coincide

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal coïncideren
  • zij zult coïncideren

Future perfect

  • he/she/it will have coincided
  • they will have coincided

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gecoïncideerd hebben
  • zij zult gecoïncideerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would coincide
  • they would coincide

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal coïncideren
  • zij zullen coïncideren

Conditional perfect

  • he/she/it would have coincided
  • they would have coincided

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gecoïncideerd
  • zij zullen hebben gecoïncideerd

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van coincide