Vervoeging van communicate
Onbepaalde wijs (infinitief): to communicate
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it communicates
- they communicate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het loopt ineen
- zij lopen ineen
Simple past
- he/she/it communicated
- they communicated
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het liep ineen
- zij liepen ineen
Present perfect
- he/she/it has communicated
- they have communicated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is ineengelopen
- zij zijn ineengelopen
Past perfect
- he/she/it had communicated
- they had communicated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was ineengelopen
- zij waren ineengelopen
Future
- he/she/it will communicate
- they will communicate
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal ineenlopen
- zij zult ineenlopen
Future perfect
- he/she/it will have communicated
- they will have communicated
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal ineengelopen zijn
- zij zult ineengelopen zijn
Conditional present
- he/she/it would communicate
- they would communicate
Conditionalis I
- hij/zij/het zal ineenlopen
- zij zullen ineenlopen
Conditional perfect
- he/she/it would have communicated
- they would have communicated
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn ineengelopen
- zij zullen zijn ineengelopen