Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it compensates
  • they compensate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het rendeert
  • zij renderen

Simple past

  • he/she/it compensated
  • they compensated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het rendeerde
  • zij rendeerden

Present perfect

  • he/she/it has compensated
  • they have compensated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gerendeerd
  • zij hebben gerendeerd

Past perfect

  • he/she/it had compensated
  • they had compensated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gerendeerd
  • zij hadden gerendeerd

Future

  • he/she/it will compensate
  • they will compensate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal renderen
  • zij zult renderen

Future perfect

  • he/she/it will have compensated
  • they will have compensated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gerendeerd hebben
  • zij zult gerendeerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would compensate
  • they would compensate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal renderen
  • zij zullen renderen

Conditional perfect

  • he/she/it would have compensated
  • they would have compensated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gerendeerd
  • zij zullen hebben gerendeerd

Verwijzingen

Bekijk 9 definitie(s) van compensate