Engels

Nederlands

Present

  • I conquer
  • you conquer
  • he/she/it conquers
  • we conquer
  • you conquer
  • they conquer

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik annexeer
  • jij annexeert
  • hij/zij/het annexeert
  • wij annexeren
  • jullie annexeren
  • zij annexeren

Simple past

  • I conquered
  • you conquered
  • he/she/it conquered
  • we conquered
  • you conquered
  • they conquered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik annexeerde
  • jij annexeerde
  • hij/zij/het annexeerde
  • wij annexeerden
  • jullie annexeerden
  • zij annexeerden

Present perfect

  • I have conquered
  • you have conquered
  • he/she/it has conquered
  • we have conquered
  • you have conquered
  • they have conquered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geannexeerd
  • jij hebt geannexeerd
  • hij/zij/het heeft geannexeerd
  • wij hebben geannexeerd
  • jullie hebben geannexeerd
  • zij hebben geannexeerd

Past perfect

  • I had conquered
  • you had conquered
  • he/she/it had conquered
  • we had conquered
  • you had conquered
  • they had conquered

Voltooid verleden tijd

  • ik had geannexeerd
  • jij had geannexeerd
  • hij/zij/het had geannexeerd
  • wij hadden geannexeerd
  • jullie hadden geannexeerd
  • zij hadden geannexeerd

Future

  • I will conquer
  • you will conquer
  • he/she/it will conquer
  • we will conquer
  • you will conquer
  • they will conquer

Toekomende tijd I

  • ik zal annexeren
  • jij zult annexeren
  • hij/zij/het zal annexeren
  • wij zullen annexeren
  • jullie zullen annexeren
  • zij zullen annexeren

Future perfect

  • I will have conquered
  • you will have conquered
  • he/she/it will have conquered
  • we will have conquered
  • you will have conquered
  • they will have conquered

Toekomende tijd II

  • ik zal geannexeerd hebben
  • jij zult geannexeerd hebben
  • hij/zij/het zal geannexeerd hebben
  • wij zullen geannexeerd hebben
  • jullie zullen geannexeerd hebben
  • zij zullen geannexeerd hebben

Conditional present

  • I would conquer
  • you would conquer
  • he/she/it would conquer
  • we would conquer
  • you would conquer
  • they would conquer

Conditionalis I

  • ik zou annexeren
  • jij zou annexeren
  • hij/zij/het zou annexeren
  • wij zouden annexeren
  • jullie zouden annexeren
  • zij zouden annexeren

Conditional perfect

  • I would have conquered
  • you would have conquered
  • he/she/it would have conquered
  • we would have conquered
  • you would have conquered
  • they would have conquered

Conditionalis II

  • ik zou hebben geannexeerd
  • jij zou hebben geannexeerd
  • hij/zij/het zou hebben geannexeerd
  • wij zouden hebben geannexeerd
  • jullie zouden hebben geannexeerd
  • zij zouden hebben geannexeerd

Imperative

  • you conquer
  • you conquer

Imperatief

  • jij annexeer
  • jullie annexeert

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van conquer