Vervoeging van convoy

Engels

Nederlands

Present

  • I convoy
  • you convoy
  • he/she/it convoys
  • we convoy
  • you convoy
  • they convoy

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik escorteer
  • jij escorteert
  • hij/zij/het escorteert
  • wij escorteren
  • jullie escorteren
  • zij escorteren

Simple past

  • I convoyed
  • you convoyed
  • he/she/it convoyed
  • we convoyed
  • you convoyed
  • they convoyed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik escorteerde
  • jij escorteerde
  • hij/zij/het escorteerde
  • wij escorteerden
  • jullie escorteerden
  • zij escorteerden

Present perfect

  • I have convoyed
  • you have convoyed
  • he/she/it has convoyed
  • we have convoyed
  • you have convoyed
  • they have convoyed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëscorteerd
  • jij hebt geëscorteerd
  • hij/zij/het heeft geëscorteerd
  • wij hebben geëscorteerd
  • jullie hebben geëscorteerd
  • zij hebben geëscorteerd

Past perfect

  • I had convoyed
  • you had convoyed
  • he/she/it had convoyed
  • we had convoyed
  • you had convoyed
  • they had convoyed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëscorteerd
  • jij had geëscorteerd
  • hij/zij/het had geëscorteerd
  • wij hadden geëscorteerd
  • jullie hadden geëscorteerd
  • zij hadden geëscorteerd

Future

  • I will convoy
  • you will convoy
  • he/she/it will convoy
  • we will convoy
  • you will convoy
  • they will convoy

Toekomende tijd I

  • ik zal escorteren
  • jij zult escorteren
  • hij/zij/het zal escorteren
  • wij zullen escorteren
  • jullie zullen escorteren
  • zij zullen escorteren

Future perfect

  • I will have convoyed
  • you will have convoyed
  • he/she/it will have convoyed
  • we will have convoyed
  • you will have convoyed
  • they will have convoyed

Toekomende tijd II

  • ik zal geëscorteerd hebben
  • jij zult geëscorteerd hebben
  • hij/zij/het zal geëscorteerd hebben
  • wij zullen geëscorteerd hebben
  • jullie zullen geëscorteerd hebben
  • zij zullen geëscorteerd hebben

Conditional present

  • I would convoy
  • you would convoy
  • he/she/it would convoy
  • we would convoy
  • you would convoy
  • they would convoy

Conditionalis I

  • ik zou escorteren
  • jij zou escorteren
  • hij/zij/het zou escorteren
  • wij zouden escorteren
  • jullie zouden escorteren
  • zij zouden escorteren

Conditional perfect

  • I would have convoyed
  • you would have convoyed
  • he/she/it would have convoyed
  • we would have convoyed
  • you would have convoyed
  • they would have convoyed

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëscorteerd
  • jij zou hebben geëscorteerd
  • hij/zij/het zou hebben geëscorteerd
  • wij zouden hebben geëscorteerd
  • jullie zouden hebben geëscorteerd
  • zij zouden hebben geëscorteerd

Imperative

  • you convoy
  • you convoy

Imperatief

  • jij escorteer
  • jullie escorteert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van convoy