Vervoeging van cooperate

Engels

Nederlands

Present

  • I cooperate
  • you cooperate
  • he/she/it cooperates
  • we cooperate
  • you cooperate
  • they cooperate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik werk mee
  • jij werkt mee
  • hij/zij/het werkt mee
  • wij werken mee
  • jullie werken mee
  • zij werken mee

Simple past

  • I cooperated
  • you cooperated
  • he/she/it cooperated
  • we cooperated
  • you cooperated
  • they cooperated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik werkte mee
  • jij werkte mee
  • hij/zij/het werkte mee
  • wij werkten mee
  • jullie werkten mee
  • zij werkten mee

Present perfect

  • I have cooperated
  • you have cooperated
  • he/she/it has cooperated
  • we have cooperated
  • you have cooperated
  • they have cooperated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben meegewerkt
  • jij bent meegewerkt
  • hij/zij/het is meegewerkt
  • wij zijn meegewerkt
  • jullie zijn meegewerkt
  • zij zijn meegewerkt

Past perfect

  • I had cooperated
  • you had cooperated
  • he/she/it had cooperated
  • we had cooperated
  • you had cooperated
  • they had cooperated

Voltooid verleden tijd

  • ik was meegewerkt
  • jij was meegewerkt
  • hij/zij/het was meegewerkt
  • wij waren meegewerkt
  • jullie waren meegewerkt
  • zij waren meegewerkt

Future

  • I will cooperate
  • you will cooperate
  • he/she/it will cooperate
  • we will cooperate
  • you will cooperate
  • they will cooperate

Toekomende tijd I

  • ik zal meewerken
  • jij zult meewerken
  • hij/zij/het zal meewerken
  • wij zullen meewerken
  • jullie zullen meewerken
  • zij zullen meewerken

Future perfect

  • I will have cooperated
  • you will have cooperated
  • he/she/it will have cooperated
  • we will have cooperated
  • you will have cooperated
  • they will have cooperated

Toekomende tijd II

  • ik zal meegewerkt zijn
  • jij zult meegewerkt zijn
  • hij/zij/het zal meegewerkt zijn
  • wij zullen meegewerkt zijn
  • jullie zullen meegewerkt zijn
  • zij zullen meegewerkt zijn

Conditional present

  • I would cooperate
  • you would cooperate
  • he/she/it would cooperate
  • we would cooperate
  • you would cooperate
  • they would cooperate

Conditionalis I

  • ik zou meewerken
  • jij zou meewerken
  • hij/zij/het zou meewerken
  • wij zouden meewerken
  • jullie zouden meewerken
  • zij zouden meewerken

Conditional perfect

  • I would have cooperated
  • you would have cooperated
  • he/she/it would have cooperated
  • we would have cooperated
  • you would have cooperated
  • they would have cooperated

Conditionalis II

  • ik zou zijn meegewerkt
  • jij zou zijn meegewerkt
  • hij/zij/het zou zijn meegewerkt
  • wij zouden zijn meegewerkt
  • jullie zouden zijn meegewerkt
  • zij zouden zijn meegewerkt

Imperative

  • you cooperate
  • you cooperate

Imperatief

  • jij werk mee
  • jullie werkt mee

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van cooperate