Vervoeging van corrigeren
Onbepaalde wijs (infinitief): corrigeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik corrigeer
- jij corrigeert
- hij/zij/het corrigeert
- wij corrigeren
- jullie corrigeren
- zij corrigeren
Präsens Indikativ
- ich verbessere
- du verbesserst
- er/sie/es verbessert
- wir verbessern
- ihr verbessert
- sie verbessern
Onvoltooid verleden tijd
- ik corrigeerde
- jij corrigeerde
- hij/zij/het corrigeerde
- wij corrigeerden
- jullie corrigeerden
- zij corrigeerden
Präteritum Indikativ
- ich verbesserte
- du verbessertest
- er/sie/es verbesserte
- wir verbesserten
- ihr verbessertet
- sie verbesserten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecorrigeerd
- jij hebt gecorrigeerd
- hij/zij/het heeft gecorrigeerd
- wij hebben gecorrigeerd
- jullie hebben gecorrigeerd
- zij hebben gecorrigeerd
Perfekt Indikativ
- ich habe verbessert
- du hast verbessert
- er/sie/es hat verbessert
- wir haben verbessert
- ihr habt verbessert
- sie haben verbessert
Voltooid verleden tijd
- ik had gecorrigeerd
- jij had gecorrigeerd
- hij/zij/het had gecorrigeerd
- wij hadden gecorrigeerd
- jullie hadden gecorrigeerd
- zij hadden gecorrigeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verbessert
- du hattest verbessert
- er/sie/es hatte verbessert
- wir hatten verbessert
- ihr hattet verbessert
- sie hatten verbessert
Toekomende tijd I
- ik zal corrigeren
- jij zult corrigeren
- hij/zij/het zal corrigeren
- wij zullen corrigeren
- jullie zullen corrigeren
- zij zullen corrigeren
Futur I Indikativ
- ich werde verbessern
- du wirst verbessern
- er/sie/es wird verbessern
- wir werden verbessern
- ihr werdet verbessern
- sie werden verbessern
Toekomende tijd II
- ik zal gecorrigeerd hebben
- jij zult gecorrigeerd hebben
- hij/zij/het zal gecorrigeerd hebben
- wij zullen gecorrigeerd hebben
- jullie zullen gecorrigeerd hebben
- zij zullen gecorrigeerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verbessert haben
- du wirst verbessert haben
- er/sie/es wird verbessert haben
- wir werden verbessert haben
- ihr werdet verbessert haben
- sie werden verbessert haben
Conditionalis I
- ik zou corrigeren
- jij zou corrigeren
- hij/zij/het zou corrigeren
- wij zouden corrigeren
- jullie zouden corrigeren
- zij zouden corrigeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verbessern
- du würdest verbessern
- er/sie/es würde verbessern
- wir würden verbessern
- ihr würdet verbessern
- sie würden verbessern
Conditionalis II
- ik zou hebben gecorrigeerd
- jij zou hebben gecorrigeerd
- hij/zij/het zou hebben gecorrigeerd
- wij zouden hebben gecorrigeerd
- jullie zouden hebben gecorrigeerd
- zij zouden hebben gecorrigeerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verbessert haben
- du würdest verbessert haben
- er/sie/es würde verbessert haben
- wir würden verbessert haben
- ihr würdet verbessert haben
- sie würden verbessert haben
Imperatief
- jij corrigeer
- jullie corrigeert
Imperativ
- du verbessere
- ihr verbessert