Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it corrodes
  • they corrode

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het corrodeert
  • zij corroderen

Simple past

  • he/she/it corroded
  • they corroded

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het corrodeerde
  • zij corrodeerden

Present perfect

  • he/she/it has corroded
  • they have corroded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gecorrodeerd
  • zij hebben gecorrodeerd

Past perfect

  • he/she/it had corroded
  • they had corroded

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gecorrodeerd
  • zij hadden gecorrodeerd

Future

  • he/she/it will corrode
  • they will corrode

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal corroderen
  • zij zult corroderen

Future perfect

  • he/she/it will have corroded
  • they will have corroded

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gecorrodeerd hebben
  • zij zult gecorrodeerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would corrode
  • they would corrode

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal corroderen
  • zij zullen corroderen

Conditional perfect

  • he/she/it would have corroded
  • they would have corroded

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gecorrodeerd
  • zij zullen hebben gecorrodeerd

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van corrode