Vervoeging van deelnemen
Onbepaalde wijs (infinitief): deelnemen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem deel
- jij neemt deel
- hij/zij/het neemt deel
- wij nemen deel
- jullie nemen deel
- zij nemen deel
Present
- I enter
- you enter
- he/she/it enters
- we enter
- you enter
- they enter
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam deel
- jij nam deel
- hij/zij/het nam deel
- wij namen deel
- jullie namen deel
- zij namen deel
Simple past
- I entered
- you entered
- he/she/it entered
- we entered
- you entered
- they entered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb deelgenomen
- jij hebt deelgenomen
- hij/zij/het heeft deelgenomen
- wij hebben deelgenomen
- jullie hebben deelgenomen
- zij hebben deelgenomen
Present perfect
- I have entered
- you have entered
- he/she/it has entered
- we have entered
- you have entered
- they have entered
Voltooid verleden tijd
- ik had deelgenomen
- jij had deelgenomen
- hij/zij/het had deelgenomen
- wij hadden deelgenomen
- jullie hadden deelgenomen
- zij hadden deelgenomen
Past perfect
- I had entered
- you had entered
- he/she/it had entered
- we had entered
- you had entered
- they had entered
Toekomende tijd I
- ik zal deelnemen
- jij zult deelnemen
- hij/zij/het zal deelnemen
- wij zullen deelnemen
- jullie zullen deelnemen
- zij zullen deelnemen
Future
- I will enter
- you will enter
- he/she/it will enter
- we will enter
- you will enter
- they will enter
Toekomende tijd II
- ik zal deelgenomen hebben
- jij zult deelgenomen hebben
- hij/zij/het zal deelgenomen hebben
- wij zullen deelgenomen hebben
- jullie zullen deelgenomen hebben
- zij zullen deelgenomen hebben
Future perfect
- I will have entered
- you will have entered
- he/she/it will have entered
- we will have entered
- you will have entered
- they will have entered
Conditionalis I
- ik zou deelnemen
- jij zou deelnemen
- hij/zij/het zou deelnemen
- wij zouden deelnemen
- jullie zouden deelnemen
- zij zouden deelnemen
Conditional present
- I would enter
- you would enter
- he/she/it would enter
- we would enter
- you would enter
- they would enter
Conditionalis II
- ik zou hebben deelgenomen
- jij zou hebben deelgenomen
- hij/zij/het zou hebben deelgenomen
- wij zouden hebben deelgenomen
- jullie zouden hebben deelgenomen
- zij zouden hebben deelgenomen
Conditional perfect
- I would have entered
- you would have entered
- he/she/it would have entered
- we would have entered
- you would have entered
- they would have entered
Imperatief
- jij neem deel
- jullie neemt deel
Imperative
- you enter
- you enter