Vervoeging van degenereren

Onbepaalde wijs (infinitief): degenereren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik degenereer
  • jij degenereert
  • hij/zij/het degenereert
  • wij degenereren
  • jullie degenereren
  • zij degenereren

Present

  • I devolve
  • you devolve
  • he/she/it devolves
  • we devolve
  • you devolve
  • they devolve

Onvoltooid verleden tijd

  • ik degenereerde
  • jij degenereerde
  • hij/zij/het degenereerde
  • wij degenereerden
  • jullie degenereerden
  • zij degenereerden

Simple past

  • I devolved
  • you devolved
  • he/she/it devolved
  • we devolved
  • you devolved
  • they devolved

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedegenereerd
  • jij hebt gedegenereerd
  • hij/zij/het heeft gedegenereerd
  • wij hebben gedegenereerd
  • jullie hebben gedegenereerd
  • zij hebben gedegenereerd

Present perfect

  • I have devolved
  • you have devolved
  • he/she/it has devolved
  • we have devolved
  • you have devolved
  • they have devolved

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedegenereerd
  • jij had gedegenereerd
  • hij/zij/het had gedegenereerd
  • wij hadden gedegenereerd
  • jullie hadden gedegenereerd
  • zij hadden gedegenereerd

Past perfect

  • I had devolved
  • you had devolved
  • he/she/it had devolved
  • we had devolved
  • you had devolved
  • they had devolved

Toekomende tijd I

  • ik zal degenereren
  • jij zult degenereren
  • hij/zij/het zal degenereren
  • wij zullen degenereren
  • jullie zullen degenereren
  • zij zullen degenereren

Future

  • I will devolve
  • you will devolve
  • he/she/it will devolve
  • we will devolve
  • you will devolve
  • they will devolve

Toekomende tijd II

  • ik zal gedegenereerd hebben
  • jij zult gedegenereerd hebben
  • hij/zij/het zal gedegenereerd hebben
  • wij zullen gedegenereerd hebben
  • jullie zullen gedegenereerd hebben
  • zij zullen gedegenereerd hebben

Future perfect

  • I will have devolved
  • you will have devolved
  • he/she/it will have devolved
  • we will have devolved
  • you will have devolved
  • they will have devolved

Conditionalis I

  • ik zou degenereren
  • jij zou degenereren
  • hij/zij/het zou degenereren
  • wij zouden degenereren
  • jullie zouden degenereren
  • zij zouden degenereren

Conditional present

  • I would devolve
  • you would devolve
  • he/she/it would devolve
  • we would devolve
  • you would devolve
  • they would devolve

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedegenereerd
  • jij zou hebben gedegenereerd
  • hij/zij/het zou hebben gedegenereerd
  • wij zouden hebben gedegenereerd
  • jullie zouden hebben gedegenereerd
  • zij zouden hebben gedegenereerd

Conditional perfect

  • I would have devolved
  • you would have devolved
  • he/she/it would have devolved
  • we would have devolved
  • you would have devolved
  • they would have devolved

Imperatief

  • jij degenereer
  • jullie degenereert

Imperative

  • you devolve
  • you devolve

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van degenereren