Vervoeging van depose

Engels

Nederlands

Present

  • I depose
  • you depose
  • he/she/it deposes
  • we depose
  • you depose
  • they depose

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bezweer
  • jij bezweert
  • hij/zij/het bezweert
  • wij bezweren
  • jullie bezweren
  • zij bezweren

Simple past

  • I deposed
  • you deposed
  • he/she/it deposed
  • we deposed
  • you deposed
  • they deposed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bezwoer
  • jij bezwoer
  • hij/zij/het bezwoer
  • wij bezwoeren
  • jullie bezwoeren
  • zij bezwoeren

Present perfect

  • I have deposed
  • you have deposed
  • he/she/it has deposed
  • we have deposed
  • you have deposed
  • they have deposed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bezworen
  • jij hebt bezworen
  • hij/zij/het heeft bezworen
  • wij hebben bezworen
  • jullie hebben bezworen
  • zij hebben bezworen

Past perfect

  • I had deposed
  • you had deposed
  • he/she/it had deposed
  • we had deposed
  • you had deposed
  • they had deposed

Voltooid verleden tijd

  • ik had bezworen
  • jij had bezworen
  • hij/zij/het had bezworen
  • wij hadden bezworen
  • jullie hadden bezworen
  • zij hadden bezworen

Future

  • I will depose
  • you will depose
  • he/she/it will depose
  • we will depose
  • you will depose
  • they will depose

Toekomende tijd I

  • ik zal bezweren
  • jij zult bezweren
  • hij/zij/het zal bezweren
  • wij zullen bezweren
  • jullie zullen bezweren
  • zij zullen bezweren

Future perfect

  • I will have deposed
  • you will have deposed
  • he/she/it will have deposed
  • we will have deposed
  • you will have deposed
  • they will have deposed

Toekomende tijd II

  • ik zal bezworen hebben
  • jij zult bezworen hebben
  • hij/zij/het zal bezworen hebben
  • wij zullen bezworen hebben
  • jullie zullen bezworen hebben
  • zij zullen bezworen hebben

Conditional present

  • I would depose
  • you would depose
  • he/she/it would depose
  • we would depose
  • you would depose
  • they would depose

Conditionalis I

  • ik zou bezweren
  • jij zou bezweren
  • hij/zij/het zou bezweren
  • wij zouden bezweren
  • jullie zouden bezweren
  • zij zouden bezweren

Conditional perfect

  • I would have deposed
  • you would have deposed
  • he/she/it would have deposed
  • we would have deposed
  • you would have deposed
  • they would have deposed

Conditionalis II

  • ik zou hebben bezworen
  • jij zou hebben bezworen
  • hij/zij/het zou hebben bezworen
  • wij zouden hebben bezworen
  • jullie zouden hebben bezworen
  • zij zouden hebben bezworen

Imperative

  • you depose
  • you depose

Imperatief

  • jij bezweer
  • jullie bezweert

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van depose