Vervoeging van deposit
Onbepaalde wijs (infinitief): to deposit
Engels
Nederlands
Present
- I deposit
- you deposit
- he/she/it deposits
- we deposit
- you deposit
- they deposit
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deponeer
- jij deponeert
- hij/zij/het deponeert
- wij deponeren
- jullie deponeren
- zij deponeren
Simple past
- I deposited
- you deposited
- he/she/it deposited
- we deposited
- you deposited
- they deposited
Onvoltooid verleden tijd
- ik deponeerde
- jij deponeerde
- hij/zij/het deponeerde
- wij deponeerden
- jullie deponeerden
- zij deponeerden
Present perfect
- I have deposited
- you have deposited
- he/she/it has deposited
- we have deposited
- you have deposited
- they have deposited
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeponeerd
- jij hebt gedeponeerd
- hij/zij/het heeft gedeponeerd
- wij hebben gedeponeerd
- jullie hebben gedeponeerd
- zij hebben gedeponeerd
Past perfect
- I had deposited
- you had deposited
- he/she/it had deposited
- we had deposited
- you had deposited
- they had deposited
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeponeerd
- jij had gedeponeerd
- hij/zij/het had gedeponeerd
- wij hadden gedeponeerd
- jullie hadden gedeponeerd
- zij hadden gedeponeerd
Future
- I will deposit
- you will deposit
- he/she/it will deposit
- we will deposit
- you will deposit
- they will deposit
Toekomende tijd I
- ik zal deponeren
- jij zult deponeren
- hij/zij/het zal deponeren
- wij zullen deponeren
- jullie zullen deponeren
- zij zullen deponeren
Future perfect
- I will have deposited
- you will have deposited
- he/she/it will have deposited
- we will have deposited
- you will have deposited
- they will have deposited
Toekomende tijd II
- ik zal gedeponeerd hebben
- jij zult gedeponeerd hebben
- hij/zij/het zal gedeponeerd hebben
- wij zullen gedeponeerd hebben
- jullie zullen gedeponeerd hebben
- zij zullen gedeponeerd hebben
Conditional present
- I would deposit
- you would deposit
- he/she/it would deposit
- we would deposit
- you would deposit
- they would deposit
Conditionalis I
- ik zou deponeren
- jij zou deponeren
- hij/zij/het zou deponeren
- wij zouden deponeren
- jullie zouden deponeren
- zij zouden deponeren
Conditional perfect
- I would have deposited
- you would have deposited
- he/she/it would have deposited
- we would have deposited
- you would have deposited
- they would have deposited
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeponeerd
- jij zou hebben gedeponeerd
- hij/zij/het zou hebben gedeponeerd
- wij zouden hebben gedeponeerd
- jullie zouden hebben gedeponeerd
- zij zouden hebben gedeponeerd
Imperative
- you deposit
- you deposit
Imperatief
- jij deponeer
- jullie deponeert