Vervoeging van dim
Onbepaalde wijs (infinitief): to dim
Engels
Nederlands
Present
- I dim
- you dim
- he/she/it dims
- we dim
- you dim
- they dim
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik demp
- jij dempt
- hij/zij/het dempt
- wij dempen
- jullie dempen
- zij dempen
Simple past
- I dimmed
- you dimmed
- he/she/it dimmed
- we dimmed
- you dimmed
- they dimmed
Onvoltooid verleden tijd
- ik dempte
- jij dempte
- hij/zij/het dempte
- wij dempten
- jullie dempten
- zij dempten
Present perfect
- I have dimmed
- you have dimmed
- he/she/it has dimmed
- we have dimmed
- you have dimmed
- they have dimmed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedempt
- jij hebt gedempt
- hij/zij/het heeft gedempt
- wij hebben gedempt
- jullie hebben gedempt
- zij hebben gedempt
Past perfect
- I had dimmed
- you had dimmed
- he/she/it had dimmed
- we had dimmed
- you had dimmed
- they had dimmed
Voltooid verleden tijd
- ik had gedempt
- jij had gedempt
- hij/zij/het had gedempt
- wij hadden gedempt
- jullie hadden gedempt
- zij hadden gedempt
Future
- I will dim
- you will dim
- he/she/it will dim
- we will dim
- you will dim
- they will dim
Toekomende tijd I
- ik zal dempen
- jij zult dempen
- hij/zij/het zal dempen
- wij zullen dempen
- jullie zullen dempen
- zij zullen dempen
Future perfect
- I will have dimmed
- you will have dimmed
- he/she/it will have dimmed
- we will have dimmed
- you will have dimmed
- they will have dimmed
Toekomende tijd II
- ik zal gedempt hebben
- jij zult gedempt hebben
- hij/zij/het zal gedempt hebben
- wij zullen gedempt hebben
- jullie zullen gedempt hebben
- zij zullen gedempt hebben
Conditional present
- I would dim
- you would dim
- he/she/it would dim
- we would dim
- you would dim
- they would dim
Conditionalis I
- ik zou dempen
- jij zou dempen
- hij/zij/het zou dempen
- wij zouden dempen
- jullie zouden dempen
- zij zouden dempen
Conditional perfect
- I would have dimmed
- you would have dimmed
- he/she/it would have dimmed
- we would have dimmed
- you would have dimmed
- they would have dimmed
Conditionalis II
- ik zou hebben gedempt
- jij zou hebben gedempt
- hij/zij/het zou hebben gedempt
- wij zouden hebben gedempt
- jullie zouden hebben gedempt
- zij zouden hebben gedempt
Imperative
- you dim
- you dim
Imperatief
- jij demp
- jullie dempt