Vervoeging van disdain
Onbepaalde wijs (infinitief): to disdain
Engels
Nederlands
Present
- I disdain
- you disdain
- he/she/it disdains
- we disdain
- you disdain
- they disdain
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deprecieer
- jij deprecieert
- hij/zij/het deprecieert
- wij depreciëren
- jullie depreciëren
- zij depreciëren
Simple past
- I disdained
- you disdained
- he/she/it disdained
- we disdained
- you disdained
- they disdained
Onvoltooid verleden tijd
- ik deprecieerde
- jij deprecieerde
- hij/zij/het deprecieerde
- wij deprecieerden
- jullie deprecieerden
- zij deprecieerden
Present perfect
- I have disdained
- you have disdained
- he/she/it has disdained
- we have disdained
- you have disdained
- they have disdained
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeprecieerd
- jij hebt gedeprecieerd
- hij/zij/het heeft gedeprecieerd
- wij hebben gedeprecieerd
- jullie hebben gedeprecieerd
- zij hebben gedeprecieerd
Past perfect
- I had disdained
- you had disdained
- he/she/it had disdained
- we had disdained
- you had disdained
- they had disdained
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeprecieerd
- jij had gedeprecieerd
- hij/zij/het had gedeprecieerd
- wij hadden gedeprecieerd
- jullie hadden gedeprecieerd
- zij hadden gedeprecieerd
Future
- I will disdain
- you will disdain
- he/she/it will disdain
- we will disdain
- you will disdain
- they will disdain
Toekomende tijd I
- ik zal depreciëren
- jij zult depreciëren
- hij/zij/het zal depreciëren
- wij zullen depreciëren
- jullie zullen depreciëren
- zij zullen depreciëren
Future perfect
- I will have disdained
- you will have disdained
- he/she/it will have disdained
- we will have disdained
- you will have disdained
- they will have disdained
Toekomende tijd II
- ik zal gedeprecieerd hebben
- jij zult gedeprecieerd hebben
- hij/zij/het zal gedeprecieerd hebben
- wij zullen gedeprecieerd hebben
- jullie zullen gedeprecieerd hebben
- zij zullen gedeprecieerd hebben
Conditional present
- I would disdain
- you would disdain
- he/she/it would disdain
- we would disdain
- you would disdain
- they would disdain
Conditionalis I
- ik zou depreciëren
- jij zou depreciëren
- hij/zij/het zou depreciëren
- wij zouden depreciëren
- jullie zouden depreciëren
- zij zouden depreciëren
Conditional perfect
- I would have disdained
- you would have disdained
- he/she/it would have disdained
- we would have disdained
- you would have disdained
- they would have disdained
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeprecieerd
- jij zou hebben gedeprecieerd
- hij/zij/het zou hebben gedeprecieerd
- wij zouden hebben gedeprecieerd
- jullie zouden hebben gedeprecieerd
- zij zouden hebben gedeprecieerd
Imperative
- you disdain
- you disdain
Imperatief
- jij deprecieer
- jullie deprecieert