Vervoeging van doorbreken

Onbepaalde wijs (infinitief): doorbreken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik doorbreek
  • jij doorbreekt
  • hij/zij/het doorbreekt
  • wij doorbreken
  • jullie doorbreken
  • zij doorbreken

Present

  • I breach
  • you breach
  • he/she/it breaches
  • we breach
  • you breach
  • they breach

Onvoltooid verleden tijd

  • ik doorbrak
  • jij doorbrak
  • hij/zij/het doorbrak
  • wij doorbraken
  • jullie doorbraken
  • zij doorbraken

Simple past

  • I breached
  • you breached
  • he/she/it breached
  • we breached
  • you breached
  • they breached

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb doorbroken
  • jij hebt doorbroken
  • hij/zij/het heeft doorbroken
  • wij hebben doorbroken
  • jullie hebben doorbroken
  • zij hebben doorbroken

Present perfect

  • I have breached
  • you have breached
  • he/she/it has breached
  • we have breached
  • you have breached
  • they have breached

Voltooid verleden tijd

  • ik had doorbroken
  • jij had doorbroken
  • hij/zij/het had doorbroken
  • wij hadden doorbroken
  • jullie hadden doorbroken
  • zij hadden doorbroken

Past perfect

  • I had breached
  • you had breached
  • he/she/it had breached
  • we had breached
  • you had breached
  • they had breached

Toekomende tijd I

  • ik zal doorbreken
  • jij zult doorbreken
  • hij/zij/het zal doorbreken
  • wij zullen doorbreken
  • jullie zullen doorbreken
  • zij zullen doorbreken

Future

  • I will breach
  • you will breach
  • he/she/it will breach
  • we will breach
  • you will breach
  • they will breach

Toekomende tijd II

  • ik zal doorbroken hebben
  • jij zult doorbroken hebben
  • hij/zij/het zal doorbroken hebben
  • wij zullen doorbroken hebben
  • jullie zullen doorbroken hebben
  • zij zullen doorbroken hebben

Future perfect

  • I will have breached
  • you will have breached
  • he/she/it will have breached
  • we will have breached
  • you will have breached
  • they will have breached

Conditionalis I

  • ik zou doorbreken
  • jij zou doorbreken
  • hij/zij/het zou doorbreken
  • wij zouden doorbreken
  • jullie zouden doorbreken
  • zij zouden doorbreken

Conditional present

  • I would breach
  • you would breach
  • he/she/it would breach
  • we would breach
  • you would breach
  • they would breach

Conditionalis II

  • ik zou hebben doorbroken
  • jij zou hebben doorbroken
  • hij/zij/het zou hebben doorbroken
  • wij zouden hebben doorbroken
  • jullie zouden hebben doorbroken
  • zij zouden hebben doorbroken

Conditional perfect

  • I would have breached
  • you would have breached
  • he/she/it would have breached
  • we would have breached
  • you would have breached
  • they would have breached

Imperatief

  • jij doorbreek
  • jullie doorbreekt

Imperative

  • you breach
  • you breach

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van doorbreken