Vervoeging van doorbrengen
Onbepaalde wijs (infinitief): doorbrengen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breng door
- jij brengt door
- hij/zij/het brengt door
- wij brengen door
- jullie brengen door
- zij brengen door
Indicativo presente
- yo entrego
- tú entregas
- él/ella entrega
- nosotros entregamos
- vosotros entregáis
- ellos/ellas entregan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bracht door
- jij bracht door
- hij/zij/het bracht door
- wij brachten door
- jullie brachten door
- zij brachten door
Indefinido
- yo entregué
- tú entregaste
- él/ella entregó
- nosotros entregamos
- vosotros entregasteis
- ellos/ellas entregaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doorgebracht
- jij hebt doorgebracht
- hij/zij/het heeft doorgebracht
- wij hebben doorgebracht
- jullie hebben doorgebracht
- zij hebben doorgebracht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he entregado
- tú has entregado
- él/ella ha entregado
- nosotros hemos entregado
- vosotros habéis entregado
- ellos/ellas han entregado
Voltooid verleden tijd
- ik had doorgebracht
- jij had doorgebracht
- hij/zij/het had doorgebracht
- wij hadden doorgebracht
- jullie hadden doorgebracht
- zij hadden doorgebracht
Pluscuamperfecto
- yo había entregado
- tú habías entregado
- él/ella había entregado
- nosotros habíamos entregado
- vosotros habíais entregado
- ellos/ellas habían entregado
Toekomende tijd I
- ik zal doorbrengen
- jij zult doorbrengen
- hij/zij/het zal doorbrengen
- wij zullen doorbrengen
- jullie zullen doorbrengen
- zij zullen doorbrengen
Futuro I
- yo entregaré
- tú entregarás
- él/ella entregará
- nosotros entregaremos
- vosotros entregaréis
- ellos/ellas entregarán
Toekomende tijd II
- ik zal doorgebracht hebben
- jij zult doorgebracht hebben
- hij/zij/het zal doorgebracht hebben
- wij zullen doorgebracht hebben
- jullie zullen doorgebracht hebben
- zij zullen doorgebracht hebben
Futuro perfecto
- yo habré entregado
- tú habrás entregado
- él/ella habrá entregado
- nosotros habremos entregado
- vosotros habréis entregado
- ellos/ellas habrán entregado
Conditionalis I
- ik zou doorbrengen
- jij zou doorbrengen
- hij/zij/het zou doorbrengen
- wij zouden doorbrengen
- jullie zouden doorbrengen
- zij zouden doorbrengen
Condicional
- yo entregaría
- tú entregarías
- él/ella entregaría
- nosotros entregaríamos
- vosotros entregaríais
- ellos/ellas entregarían
Conditionalis II
- ik zou hebben doorgebracht
- jij zou hebben doorgebracht
- hij/zij/het zou hebben doorgebracht
- wij zouden hebben doorgebracht
- jullie zouden hebben doorgebracht
- zij zouden hebben doorgebracht
Condicional perfecto
- yo habría entregado
- tú habrías entregado
- él/ella habría entregado
- nosotros habríamos entregado
- vosotros habríais entregado
- ellos/ellas habrían entregado
Imperatief
- jij breng door
- jullie brengt door
Imperativo presente
- tú entrega
- vosotros entregad