Vervoeging van doorzeven
Onbepaalde wijs (infinitief): doorzeven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doorzeef
- jij doorzeeft
- hij/zij/het doorzeeft
- wij doorzeven
- jullie doorzeven
- zij doorzeven
Indicativo presente
- yo agujereo
- tú agujereas
- él/ella agujerea
- nosotros agujereamos
- vosotros agujereáis
- ellos/ellas agujerean
Onvoltooid verleden tijd
- ik doorzeefde
- jij doorzeefde
- hij/zij/het doorzeefde
- wij doorzeefden
- jullie doorzeefden
- zij doorzeefden
Indefinido
- yo agujereé
- tú agujereaste
- él/ella agujereó
- nosotros agujereamos
- vosotros agujereasteis
- ellos/ellas agujerearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doorzeefd
- jij hebt doorzeefd
- hij/zij/het heeft doorzeefd
- wij hebben doorzeefd
- jullie hebben doorzeefd
- zij hebben doorzeefd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he agujereado
- tú has agujereado
- él/ella ha agujereado
- nosotros hemos agujereado
- vosotros habéis agujereado
- ellos/ellas han agujereado
Voltooid verleden tijd
- ik had doorzeefd
- jij had doorzeefd
- hij/zij/het had doorzeefd
- wij hadden doorzeefd
- jullie hadden doorzeefd
- zij hadden doorzeefd
Pluscuamperfecto
- yo había agujereado
- tú habías agujereado
- él/ella había agujereado
- nosotros habíamos agujereado
- vosotros habíais agujereado
- ellos/ellas habían agujereado
Toekomende tijd I
- ik zal doorzeven
- jij zult doorzeven
- hij/zij/het zal doorzeven
- wij zullen doorzeven
- jullie zullen doorzeven
- zij zullen doorzeven
Futuro I
- yo agujerearé
- tú agujerearás
- él/ella agujereará
- nosotros agujerearemos
- vosotros agujerearéis
- ellos/ellas agujerearán
Toekomende tijd II
- ik zal doorzeefd hebben
- jij zult doorzeefd hebben
- hij/zij/het zal doorzeefd hebben
- wij zullen doorzeefd hebben
- jullie zullen doorzeefd hebben
- zij zullen doorzeefd hebben
Futuro perfecto
- yo habré agujereado
- tú habrás agujereado
- él/ella habrá agujereado
- nosotros habremos agujereado
- vosotros habréis agujereado
- ellos/ellas habrán agujereado
Conditionalis I
- ik zou doorzeven
- jij zou doorzeven
- hij/zij/het zou doorzeven
- wij zouden doorzeven
- jullie zouden doorzeven
- zij zouden doorzeven
Condicional
- yo agujerearía
- tú agujerearías
- él/ella agujerearía
- nosotros agujerearíamos
- vosotros agujerearíais
- ellos/ellas agujerearían
Conditionalis II
- ik zou hebben doorzeefd
- jij zou hebben doorzeefd
- hij/zij/het zou hebben doorzeefd
- wij zouden hebben doorzeefd
- jullie zouden hebben doorzeefd
- zij zouden hebben doorzeefd
Condicional perfecto
- yo habría agujereado
- tú habrías agujereado
- él/ella habría agujereado
- nosotros habríamos agujereado
- vosotros habríais agujereado
- ellos/ellas habrían agujereado
Imperatief
- jij doorzeef
- jullie doorzeeft
Imperativo presente
- tú agujerea
- vosotros agujeread