Vervoeging van eat
Onbepaalde wijs (infinitief): to eat
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it eats
- they eat
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vreet aan
- zij vreten aan
Simple past
- he/she/it ate
- they ate
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vrat aan
- zij vraten aan
Present perfect
- he/she/it has eaten
- they have eaten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangevreten
- zij hebben aangevreten
Past perfect
- he/she/it had eaten
- they had eaten
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangevreten
- zij hadden aangevreten
Future
- he/she/it will eat
- they will eat
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanvreten
- zij zult aanvreten
Future perfect
- he/she/it will have eaten
- they will have eaten
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangevreten hebben
- zij zult aangevreten hebben
Conditional present
- he/she/it would eat
- they would eat
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanvreten
- zij zullen aanvreten
Conditional perfect
- he/she/it would have eaten
- they would have eaten
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aangevreten
- zij zullen hebben aangevreten