Engels

Nederlands

Present

  • I edit
  • you edit
  • he/she/it edits
  • we edit
  • you edit
  • they edit

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kras door
  • jij krast door
  • hij/zij/het krast door
  • wij krassen door
  • jullie krassen door
  • zij krassen door

Simple past

  • I edited
  • you edited
  • he/she/it edited
  • we edited
  • you edited
  • they edited

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kraste door
  • jij kraste door
  • hij/zij/het kraste door
  • wij krasten door
  • jullie krasten door
  • zij krasten door

Present perfect

  • I have edited
  • you have edited
  • he/she/it has edited
  • we have edited
  • you have edited
  • they have edited

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb doorgekrast
  • jij hebt doorgekrast
  • hij/zij/het heeft doorgekrast
  • wij hebben doorgekrast
  • jullie hebben doorgekrast
  • zij hebben doorgekrast

Past perfect

  • I had edited
  • you had edited
  • he/she/it had edited
  • we had edited
  • you had edited
  • they had edited

Voltooid verleden tijd

  • ik had doorgekrast
  • jij had doorgekrast
  • hij/zij/het had doorgekrast
  • wij hadden doorgekrast
  • jullie hadden doorgekrast
  • zij hadden doorgekrast

Future

  • I will edit
  • you will edit
  • he/she/it will edit
  • we will edit
  • you will edit
  • they will edit

Toekomende tijd I

  • ik zal doorkrassen
  • jij zult doorkrassen
  • hij/zij/het zal doorkrassen
  • wij zullen doorkrassen
  • jullie zullen doorkrassen
  • zij zullen doorkrassen

Future perfect

  • I will have edited
  • you will have edited
  • he/she/it will have edited
  • we will have edited
  • you will have edited
  • they will have edited

Toekomende tijd II

  • ik zal doorgekrast hebben
  • jij zult doorgekrast hebben
  • hij/zij/het zal doorgekrast hebben
  • wij zullen doorgekrast hebben
  • jullie zullen doorgekrast hebben
  • zij zullen doorgekrast hebben

Conditional present

  • I would edit
  • you would edit
  • he/she/it would edit
  • we would edit
  • you would edit
  • they would edit

Conditionalis I

  • ik zou doorkrassen
  • jij zou doorkrassen
  • hij/zij/het zou doorkrassen
  • wij zouden doorkrassen
  • jullie zouden doorkrassen
  • zij zouden doorkrassen

Conditional perfect

  • I would have edited
  • you would have edited
  • he/she/it would have edited
  • we would have edited
  • you would have edited
  • they would have edited

Conditionalis II

  • ik zou hebben doorgekrast
  • jij zou hebben doorgekrast
  • hij/zij/het zou hebben doorgekrast
  • wij zouden hebben doorgekrast
  • jullie zouden hebben doorgekrast
  • zij zouden hebben doorgekrast

Imperative

  • you edit
  • you edit

Imperatief

  • jij kras door
  • jullie krast door

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van edit