Vervoeging van elaborate

Engels

Nederlands

Present

  • I elaborate
  • you elaborate
  • he/she/it elaborates
  • we elaborate
  • you elaborate
  • they elaborate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik affineer
  • jij affineert
  • hij/zij/het affineert
  • wij affineren
  • jullie affineren
  • zij affineren

Simple past

  • I elaborated
  • you elaborated
  • he/she/it elaborated
  • we elaborated
  • you elaborated
  • they elaborated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik affineerde
  • jij affineerde
  • hij/zij/het affineerde
  • wij affineerden
  • jullie affineerden
  • zij affineerden

Present perfect

  • I have elaborated
  • you have elaborated
  • he/she/it has elaborated
  • we have elaborated
  • you have elaborated
  • they have elaborated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geaffineerd
  • jij hebt geaffineerd
  • hij/zij/het heeft geaffineerd
  • wij hebben geaffineerd
  • jullie hebben geaffineerd
  • zij hebben geaffineerd

Past perfect

  • I had elaborated
  • you had elaborated
  • he/she/it had elaborated
  • we had elaborated
  • you had elaborated
  • they had elaborated

Voltooid verleden tijd

  • ik had geaffineerd
  • jij had geaffineerd
  • hij/zij/het had geaffineerd
  • wij hadden geaffineerd
  • jullie hadden geaffineerd
  • zij hadden geaffineerd

Future

  • I will elaborate
  • you will elaborate
  • he/she/it will elaborate
  • we will elaborate
  • you will elaborate
  • they will elaborate

Toekomende tijd I

  • ik zal affineren
  • jij zult affineren
  • hij/zij/het zal affineren
  • wij zullen affineren
  • jullie zullen affineren
  • zij zullen affineren

Future perfect

  • I will have elaborated
  • you will have elaborated
  • he/she/it will have elaborated
  • we will have elaborated
  • you will have elaborated
  • they will have elaborated

Toekomende tijd II

  • ik zal geaffineerd hebben
  • jij zult geaffineerd hebben
  • hij/zij/het zal geaffineerd hebben
  • wij zullen geaffineerd hebben
  • jullie zullen geaffineerd hebben
  • zij zullen geaffineerd hebben

Conditional present

  • I would elaborate
  • you would elaborate
  • he/she/it would elaborate
  • we would elaborate
  • you would elaborate
  • they would elaborate

Conditionalis I

  • ik zou affineren
  • jij zou affineren
  • hij/zij/het zou affineren
  • wij zouden affineren
  • jullie zouden affineren
  • zij zouden affineren

Conditional perfect

  • I would have elaborated
  • you would have elaborated
  • he/she/it would have elaborated
  • we would have elaborated
  • you would have elaborated
  • they would have elaborated

Conditionalis II

  • ik zou hebben geaffineerd
  • jij zou hebben geaffineerd
  • hij/zij/het zou hebben geaffineerd
  • wij zouden hebben geaffineerd
  • jullie zouden hebben geaffineerd
  • zij zouden hebben geaffineerd

Imperative

  • you elaborate
  • you elaborate

Imperatief

  • jij affineer
  • jullie affineert

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van elaborate