Vervoeging van elect

Engels

Nederlands

Present

  • I elect
  • you elect
  • he/she/it elects
  • we elect
  • you elect
  • they elect

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lees uit
  • jij leest uit
  • hij/zij/het leest uit
  • wij lezen uit
  • jullie lezen uit
  • zij lezen uit

Simple past

  • I elected
  • you elected
  • he/she/it elected
  • we elected
  • you elected
  • they elected

Onvoltooid verleden tijd

  • ik las uit
  • jij las uit
  • hij/zij/het las uit
  • wij lazen uit
  • jullie lazen uit
  • zij lazen uit

Present perfect

  • I have elected
  • you have elected
  • he/she/it has elected
  • we have elected
  • you have elected
  • they have elected

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgelezen
  • jij hebt uitgelezen
  • hij/zij/het heeft uitgelezen
  • wij hebben uitgelezen
  • jullie hebben uitgelezen
  • zij hebben uitgelezen

Past perfect

  • I had elected
  • you had elected
  • he/she/it had elected
  • we had elected
  • you had elected
  • they had elected

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgelezen
  • jij had uitgelezen
  • hij/zij/het had uitgelezen
  • wij hadden uitgelezen
  • jullie hadden uitgelezen
  • zij hadden uitgelezen

Future

  • I will elect
  • you will elect
  • he/she/it will elect
  • we will elect
  • you will elect
  • they will elect

Toekomende tijd I

  • ik zal uitlezen
  • jij zult uitlezen
  • hij/zij/het zal uitlezen
  • wij zullen uitlezen
  • jullie zullen uitlezen
  • zij zullen uitlezen

Future perfect

  • I will have elected
  • you will have elected
  • he/she/it will have elected
  • we will have elected
  • you will have elected
  • they will have elected

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgelezen hebben
  • jij zult uitgelezen hebben
  • hij/zij/het zal uitgelezen hebben
  • wij zullen uitgelezen hebben
  • jullie zullen uitgelezen hebben
  • zij zullen uitgelezen hebben

Conditional present

  • I would elect
  • you would elect
  • he/she/it would elect
  • we would elect
  • you would elect
  • they would elect

Conditionalis I

  • ik zou uitlezen
  • jij zou uitlezen
  • hij/zij/het zou uitlezen
  • wij zouden uitlezen
  • jullie zouden uitlezen
  • zij zouden uitlezen

Conditional perfect

  • I would have elected
  • you would have elected
  • he/she/it would have elected
  • we would have elected
  • you would have elected
  • they would have elected

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgelezen
  • jij zou hebben uitgelezen
  • hij/zij/het zou hebben uitgelezen
  • wij zouden hebben uitgelezen
  • jullie zouden hebben uitgelezen
  • zij zouden hebben uitgelezen

Imperative

  • you elect
  • you elect

Imperatief

  • jij lees uit
  • jullie leest uit

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van elect