Vervoeging van err
Onbepaalde wijs (infinitief): to err
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it errs
- they err
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het miszit
- zij miszitten
Simple past
- he/she/it erred
- they erred
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het miszat
- zij miszaten
Present perfect
- he/she/it has erred
- they have erred
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft miszeten
- zij hebben miszeten
Past perfect
- he/she/it had erred
- they had erred
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had miszeten
- zij hadden miszeten
Future
- he/she/it will err
- they will err
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal miszitten
- zij zult miszitten
Future perfect
- he/she/it will have erred
- they will have erred
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal miszeten hebben
- zij zult miszeten hebben
Conditional present
- he/she/it would err
- they would err
Conditionalis I
- hij/zij/het zal miszitten
- zij zullen miszitten
Conditional perfect
- he/she/it would have erred
- they would have erred
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben miszeten
- zij zullen hebben miszeten