Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it exasperates
  • they exasperate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verergert
  • zij verergeren

Simple past

  • he/she/it exasperated
  • they exasperated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verergerde
  • zij verergerden

Present perfect

  • he/she/it has exasperated
  • they have exasperated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verergerd
  • zij hebben verergerd

Past perfect

  • he/she/it had exasperated
  • they had exasperated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verergerd
  • zij hadden verergerd

Future

  • he/she/it will exasperate
  • they will exasperate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verergeren
  • zij zult verergeren

Future perfect

  • he/she/it will have exasperated
  • they will have exasperated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verergerd hebben
  • zij zult verergerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would exasperate
  • they would exasperate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verergeren
  • zij zullen verergeren

Conditional perfect

  • he/she/it would have exasperated
  • they would have exasperated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verergerd
  • zij zullen hebben verergerd

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van exasperate