Vervoeging van exploiteren

Onbepaalde wijs (infinitief): exploiteren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik exploiteer
  • jij exploiteert
  • hij/zij/het exploiteert
  • wij exploiteren
  • jullie exploiteren
  • zij exploiteren

Präsens Indikativ

  • ich nutze
  • du nutzt
  • er/sie/es nutzt
  • wir nutzen
  • ihr nutzt
  • sie nutzen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik exploiteerde
  • jij exploiteerde
  • hij/zij/het exploiteerde
  • wij exploiteerden
  • jullie exploiteerden
  • zij exploiteerden

Präteritum Indikativ

  • ich nutzte
  • du nutztest
  • er/sie/es nutzte
  • wir nutzten
  • ihr nutztet
  • sie nutzten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëxploiteerd
  • jij hebt geëxploiteerd
  • hij/zij/het heeft geëxploiteerd
  • wij hebben geëxploiteerd
  • jullie hebben geëxploiteerd
  • zij hebben geëxploiteerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe genutzt
  • du hast genutzt
  • er/sie/es hat genutzt
  • wir haben genutzt
  • ihr habt genutzt
  • sie haben genutzt

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëxploiteerd
  • jij had geëxploiteerd
  • hij/zij/het had geëxploiteerd
  • wij hadden geëxploiteerd
  • jullie hadden geëxploiteerd
  • zij hadden geëxploiteerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte genutzt
  • du hattest genutzt
  • er/sie/es hatte genutzt
  • wir hatten genutzt
  • ihr hattet genutzt
  • sie hatten genutzt

Toekomende tijd I

  • ik zal exploiteren
  • jij zult exploiteren
  • hij/zij/het zal exploiteren
  • wij zullen exploiteren
  • jullie zullen exploiteren
  • zij zullen exploiteren

Futur I Indikativ

  • ich werde nutzen
  • du wirst nutzen
  • er/sie/es wird nutzen
  • wir werden nutzen
  • ihr werdet nutzen
  • sie werden nutzen

Toekomende tijd II

  • ik zal geëxploiteerd hebben
  • jij zult geëxploiteerd hebben
  • hij/zij/het zal geëxploiteerd hebben
  • wij zullen geëxploiteerd hebben
  • jullie zullen geëxploiteerd hebben
  • zij zullen geëxploiteerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde genutzt haben
  • du wirst genutzt haben
  • er/sie/es wird genutzt haben
  • wir werden genutzt haben
  • ihr werdet genutzt haben
  • sie werden genutzt haben

Conditionalis I

  • ik zou exploiteren
  • jij zou exploiteren
  • hij/zij/het zou exploiteren
  • wij zouden exploiteren
  • jullie zouden exploiteren
  • zij zouden exploiteren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde nutzen
  • du würdest nutzen
  • er/sie/es würde nutzen
  • wir würden nutzen
  • ihr würdet nutzen
  • sie würden nutzen

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëxploiteerd
  • jij zou hebben geëxploiteerd
  • hij/zij/het zou hebben geëxploiteerd
  • wij zouden hebben geëxploiteerd
  • jullie zouden hebben geëxploiteerd
  • zij zouden hebben geëxploiteerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde genutzt haben
  • du würdest genutzt haben
  • er/sie/es würde genutzt haben
  • wir würden genutzt haben
  • ihr würdet genutzt haben
  • sie würden genutzt haben

Imperatief

  • jij exploiteer
  • jullie exploiteert

Imperativ

  • du nutz(e)
  • ihr nutzt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van exploiteren