Vervoeging van fall
Onbepaalde wijs (infinitief): to fall
37 alternatieve vertalingen
- achteruitlopen
- afgaan
- afklimmen
- afnemen
- afvallen
- bliksemen
- dalen
- donderen
- duvelen
- flikkeren
- hangen
- kletteren
- kukelen
- lazeren
- mieteren
- minderen
- neerdalen
- neerkletteren
- neerkomen
- neerslaan
- neervallen
- ondergaan
- ploffen
- slabakken
- smakken
- sneuvelen
- sneven
- sodemieteren
- tanen
- teruglopen
- uitvallen
- vallen
- verflauwen
- verminderen
- verschieten
- vervallen
- zakken
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it falls
- they fall
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het slinkt
- zij slinken
Simple past
- he/she/it fell
- they fell
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het slonk
- zij slonken
Present perfect
- he/she/it has fallen
- they have fallen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geslonken
- zij zijn geslonken
Past perfect
- he/she/it had fallen
- they had fallen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geslonken
- zij waren geslonken
Future
- he/she/it will fall
- they will fall
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal slinken
- zij zult slinken
Future perfect
- he/she/it will have fallen
- they will have fallen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geslonken zijn
- zij zult geslonken zijn
Conditional present
- he/she/it would fall
- they would fall
Conditionalis I
- hij/zij/het zal slinken
- zij zullen slinken
Conditional perfect
- he/she/it would have fallen
- they would have fallen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn geslonken
- zij zullen zijn geslonken