Vervoeging van fatigue
Onbepaalde wijs (infinitief): to fatigue
Engels
Nederlands
Present
- I fatigue
- you fatigue
- he/she/it fatigues
- we fatigue
- you fatigue
- they fatigue
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beul af
- jij beult af
- hij/zij/het beult af
- wij beulen af
- jullie beulen af
- zij beulen af
Simple past
- I fatigued
- you fatigued
- he/she/it fatigued
- we fatigued
- you fatigued
- they fatigued
Onvoltooid verleden tijd
- ik beulde af
- jij beulde af
- hij/zij/het beulde af
- wij beulden af
- jullie beulden af
- zij beulden af
Present perfect
- I have fatigued
- you have fatigued
- he/she/it has fatigued
- we have fatigued
- you have fatigued
- they have fatigued
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgebeuld
- jij hebt afgebeuld
- hij/zij/het heeft afgebeuld
- wij hebben afgebeuld
- jullie hebben afgebeuld
- zij hebben afgebeuld
Past perfect
- I had fatigued
- you had fatigued
- he/she/it had fatigued
- we had fatigued
- you had fatigued
- they had fatigued
Voltooid verleden tijd
- ik had afgebeuld
- jij had afgebeuld
- hij/zij/het had afgebeuld
- wij hadden afgebeuld
- jullie hadden afgebeuld
- zij hadden afgebeuld
Future
- I will fatigue
- you will fatigue
- he/she/it will fatigue
- we will fatigue
- you will fatigue
- they will fatigue
Toekomende tijd I
- ik zal afbeulen
- jij zult afbeulen
- hij/zij/het zal afbeulen
- wij zullen afbeulen
- jullie zullen afbeulen
- zij zullen afbeulen
Future perfect
- I will have fatigued
- you will have fatigued
- he/she/it will have fatigued
- we will have fatigued
- you will have fatigued
- they will have fatigued
Toekomende tijd II
- ik zal afgebeuld hebben
- jij zult afgebeuld hebben
- hij/zij/het zal afgebeuld hebben
- wij zullen afgebeuld hebben
- jullie zullen afgebeuld hebben
- zij zullen afgebeuld hebben
Conditional present
- I would fatigue
- you would fatigue
- he/she/it would fatigue
- we would fatigue
- you would fatigue
- they would fatigue
Conditionalis I
- ik zou afbeulen
- jij zou afbeulen
- hij/zij/het zou afbeulen
- wij zouden afbeulen
- jullie zouden afbeulen
- zij zouden afbeulen
Conditional perfect
- I would have fatigued
- you would have fatigued
- he/she/it would have fatigued
- we would have fatigued
- you would have fatigued
- they would have fatigued
Conditionalis II
- ik zou hebben afgebeuld
- jij zou hebben afgebeuld
- hij/zij/het zou hebben afgebeuld
- wij zouden hebben afgebeuld
- jullie zouden hebben afgebeuld
- zij zouden hebben afgebeuld
Imperative
- you fatigue
- you fatigue
Imperatief
- jij beul af
- jullie beult af