Vervoeging van fiddle

Engels

Nederlands

Present

  • I fiddle
  • you fiddle
  • he/she/it fiddles
  • we fiddle
  • you fiddle
  • they fiddle

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onttrek
  • jij onttrekt
  • hij/zij/het onttrekt
  • wij onttrekken
  • jullie onttrekken
  • zij onttrekken

Simple past

  • I fiddled
  • you fiddled
  • he/she/it fiddled
  • we fiddled
  • you fiddled
  • they fiddled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onttrok
  • jij onttrok
  • hij/zij/het onttrok
  • wij onttrokken
  • jullie onttrokken
  • zij onttrokken

Present perfect

  • I have fiddled
  • you have fiddled
  • he/she/it has fiddled
  • we have fiddled
  • you have fiddled
  • they have fiddled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onttrokken
  • jij hebt onttrokken
  • hij/zij/het heeft onttrokken
  • wij hebben onttrokken
  • jullie hebben onttrokken
  • zij hebben onttrokken

Past perfect

  • I had fiddled
  • you had fiddled
  • he/she/it had fiddled
  • we had fiddled
  • you had fiddled
  • they had fiddled

Voltooid verleden tijd

  • ik had onttrokken
  • jij had onttrokken
  • hij/zij/het had onttrokken
  • wij hadden onttrokken
  • jullie hadden onttrokken
  • zij hadden onttrokken

Future

  • I will fiddle
  • you will fiddle
  • he/she/it will fiddle
  • we will fiddle
  • you will fiddle
  • they will fiddle

Toekomende tijd I

  • ik zal onttrekken
  • jij zult onttrekken
  • hij/zij/het zal onttrekken
  • wij zullen onttrekken
  • jullie zullen onttrekken
  • zij zullen onttrekken

Future perfect

  • I will have fiddled
  • you will have fiddled
  • he/she/it will have fiddled
  • we will have fiddled
  • you will have fiddled
  • they will have fiddled

Toekomende tijd II

  • ik zal onttrokken hebben
  • jij zult onttrokken hebben
  • hij/zij/het zal onttrokken hebben
  • wij zullen onttrokken hebben
  • jullie zullen onttrokken hebben
  • zij zullen onttrokken hebben

Conditional present

  • I would fiddle
  • you would fiddle
  • he/she/it would fiddle
  • we would fiddle
  • you would fiddle
  • they would fiddle

Conditionalis I

  • ik zou onttrekken
  • jij zou onttrekken
  • hij/zij/het zou onttrekken
  • wij zouden onttrekken
  • jullie zouden onttrekken
  • zij zouden onttrekken

Conditional perfect

  • I would have fiddled
  • you would have fiddled
  • he/she/it would have fiddled
  • we would have fiddled
  • you would have fiddled
  • they would have fiddled

Conditionalis II

  • ik zou hebben onttrokken
  • jij zou hebben onttrokken
  • hij/zij/het zou hebben onttrokken
  • wij zouden hebben onttrokken
  • jullie zouden hebben onttrokken
  • zij zouden hebben onttrokken

Imperative

  • you fiddle
  • you fiddle

Imperatief

  • jij onttrek
  • jullie onttrekt

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van fiddle