Vervoeging van finger
Onbepaalde wijs (infinitief): to finger
Engels
Nederlands
Present
- I finger
- you finger
- he/she/it fingers
- we finger
- you finger
- they finger
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bepotel
- jij bepotelt
- hij/zij/het bepotelt
- wij bepotelen
- jullie bepotelen
- zij bepotelen
Simple past
- I fingered
- you fingered
- he/she/it fingered
- we fingered
- you fingered
- they fingered
Onvoltooid verleden tijd
- ik bepotelde
- jij bepotelde
- hij/zij/het bepotelde
- wij bepotelden
- jullie bepotelden
- zij bepotelden
Present perfect
- I have fingered
- you have fingered
- he/she/it has fingered
- we have fingered
- you have fingered
- they have fingered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bepoteld
- jij hebt bepoteld
- hij/zij/het heeft bepoteld
- wij hebben bepoteld
- jullie hebben bepoteld
- zij hebben bepoteld
Past perfect
- I had fingered
- you had fingered
- he/she/it had fingered
- we had fingered
- you had fingered
- they had fingered
Voltooid verleden tijd
- ik had bepoteld
- jij had bepoteld
- hij/zij/het had bepoteld
- wij hadden bepoteld
- jullie hadden bepoteld
- zij hadden bepoteld
Future
- I will finger
- you will finger
- he/she/it will finger
- we will finger
- you will finger
- they will finger
Toekomende tijd I
- ik zal bepotelen
- jij zult bepotelen
- hij/zij/het zal bepotelen
- wij zullen bepotelen
- jullie zullen bepotelen
- zij zullen bepotelen
Future perfect
- I will have fingered
- you will have fingered
- he/she/it will have fingered
- we will have fingered
- you will have fingered
- they will have fingered
Toekomende tijd II
- ik zal bepoteld hebben
- jij zult bepoteld hebben
- hij/zij/het zal bepoteld hebben
- wij zullen bepoteld hebben
- jullie zullen bepoteld hebben
- zij zullen bepoteld hebben
Conditional present
- I would finger
- you would finger
- he/she/it would finger
- we would finger
- you would finger
- they would finger
Conditionalis I
- ik zou bepotelen
- jij zou bepotelen
- hij/zij/het zou bepotelen
- wij zouden bepotelen
- jullie zouden bepotelen
- zij zouden bepotelen
Conditional perfect
- I would have fingered
- you would have fingered
- he/she/it would have fingered
- we would have fingered
- you would have fingered
- they would have fingered
Conditionalis II
- ik zou hebben bepoteld
- jij zou hebben bepoteld
- hij/zij/het zou hebben bepoteld
- wij zouden hebben bepoteld
- jullie zouden hebben bepoteld
- zij zouden hebben bepoteld
Imperative
- you finger
- you finger
Imperatief
- jij bepotel
- jullie bepotelt