Vervoeging van fix
Onbepaalde wijs (infinitief): to fix
38 alternatieve vertalingen
- aangorden
- beleggen
- bepalen
- bevestigen
- boeten
- borgen
- determineren
- dokteren
- dubbelen
- fixeren
- gereedmaken
- herstellen
- installeren
- instrueren
- klaarmaken
- lappen
- lijmen
- maken
- opkalefateren
- opknappen
- oplappen
- opmaken
- prepareren
- redresseren
- repareren
- steriliseren
- stranden
- vangen
- vastleggen
- vastmaken
- vaststellen
- vastzetten
- verhelpen
- verstellen
- verstevigen
- vijlen
- voorbereiden
- warmdraaien
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it fixes
- they fix
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het spoelt aan
- zij spoelen aan
Simple past
- he/she/it fixed
- they fixed
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het spoelde aan
- zij spoelden aan
Present perfect
- he/she/it has fixed
- they have fixed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangespoeld
- zij hebben aangespoeld
Past perfect
- he/she/it had fixed
- they had fixed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangespoeld
- zij hadden aangespoeld
Future
- he/she/it will fix
- they will fix
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanspoelen
- zij zult aanspoelen
Future perfect
- he/she/it will have fixed
- they will have fixed
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangespoeld hebben
- zij zult aangespoeld hebben
Conditional present
- he/she/it would fix
- they would fix
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanspoelen
- zij zullen aanspoelen
Conditional perfect
- he/she/it would have fixed
- they would have fixed
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aangespoeld
- zij zullen hebben aangespoeld