Vervoeging van fizzle
Onbepaalde wijs (infinitief): to fizzle
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it fizzles
- they fizzle
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verzandt
- zij verzanden
Simple past
- he/she/it fizzled
- they fizzled
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verzandde
- zij verzandden
Present perfect
- he/she/it has fizzled
- they have fizzled
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is verzand
- zij zijn verzand
Past perfect
- he/she/it had fizzled
- they had fizzled
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was verzand
- zij waren verzand
Future
- he/she/it will fizzle
- they will fizzle
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verzanden
- zij zult verzanden
Future perfect
- he/she/it will have fizzled
- they will have fizzled
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verzand zijn
- zij zult verzand zijn
Conditional present
- he/she/it would fizzle
- they would fizzle
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verzanden
- zij zullen verzanden
Conditional perfect
- he/she/it would have fizzled
- they would have fizzled
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn verzand
- zij zullen zijn verzand