Vervoeging van flatteren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik flatteer
  • jij flatteert
  • hij/zij/het flatteert
  • wij flatteren
  • jullie flatteren
  • zij flatteren

Present

  • I beautify
  • you beautify
  • he/she/it beautifies
  • we beautify
  • you beautify
  • they beautify

Onvoltooid verleden tijd

  • ik flatteerde
  • jij flatteerde
  • hij/zij/het flatteerde
  • wij flatteerden
  • jullie flatteerden
  • zij flatteerden

Simple past

  • I beautified
  • you beautified
  • he/she/it beautified
  • we beautified
  • you beautified
  • they beautified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geflatteerd
  • jij hebt geflatteerd
  • hij/zij/het heeft geflatteerd
  • wij hebben geflatteerd
  • jullie hebben geflatteerd
  • zij hebben geflatteerd

Present perfect

  • I have beautified
  • you have beautified
  • he/she/it has beautified
  • we have beautified
  • you have beautified
  • they have beautified

Voltooid verleden tijd

  • ik had geflatteerd
  • jij had geflatteerd
  • hij/zij/het had geflatteerd
  • wij hadden geflatteerd
  • jullie hadden geflatteerd
  • zij hadden geflatteerd

Past perfect

  • I had beautified
  • you had beautified
  • he/she/it had beautified
  • we had beautified
  • you had beautified
  • they had beautified

Toekomende tijd I

  • ik zal flatteren
  • jij zult flatteren
  • hij/zij/het zal flatteren
  • wij zullen flatteren
  • jullie zullen flatteren
  • zij zullen flatteren

Future

  • I will beautify
  • you will beautify
  • he/she/it will beautify
  • we will beautify
  • you will beautify
  • they will beautify

Toekomende tijd II

  • ik zal geflatteerd hebben
  • jij zult geflatteerd hebben
  • hij/zij/het zal geflatteerd hebben
  • wij zullen geflatteerd hebben
  • jullie zullen geflatteerd hebben
  • zij zullen geflatteerd hebben

Future perfect

  • I will have beautified
  • you will have beautified
  • he/she/it will have beautified
  • we will have beautified
  • you will have beautified
  • they will have beautified

Conditionalis I

  • ik zou flatteren
  • jij zou flatteren
  • hij/zij/het zou flatteren
  • wij zouden flatteren
  • jullie zouden flatteren
  • zij zouden flatteren

Conditional present

  • I would beautify
  • you would beautify
  • he/she/it would beautify
  • we would beautify
  • you would beautify
  • they would beautify

Conditionalis II

  • ik zou hebben geflatteerd
  • jij zou hebben geflatteerd
  • hij/zij/het zou hebben geflatteerd
  • wij zouden hebben geflatteerd
  • jullie zouden hebben geflatteerd
  • zij zouden hebben geflatteerd

Conditional perfect

  • I would have beautified
  • you would have beautified
  • he/she/it would have beautified
  • we would have beautified
  • you would have beautified
  • they would have beautified

Imperatief

  • jij flatteer
  • jullie flatteert

Imperative

  • you beautify
  • you beautify

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van flatteren