Vervoeging van gelijkstellen

Onbepaalde wijs (infinitief): gelijkstellen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stel gelijk
  • jij stelt gelijk
  • hij/zij/het stelt gelijk
  • wij stellen gelijk
  • jullie stellen gelijk
  • zij stellen gelijk

Present

  • I liken
  • you liken
  • he/she/it likens
  • we liken
  • you liken
  • they liken

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stelde gelijk
  • jij stelde gelijk
  • hij/zij/het stelde gelijk
  • wij stelden gelijk
  • jullie stelden gelijk
  • zij stelden gelijk

Simple past

  • I likened
  • you likened
  • he/she/it likened
  • we likened
  • you likened
  • they likened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelijkgesteld
  • jij hebt gelijkgesteld
  • hij/zij/het heeft gelijkgesteld
  • wij hebben gelijkgesteld
  • jullie hebben gelijkgesteld
  • zij hebben gelijkgesteld

Present perfect

  • I have likened
  • you have likened
  • he/she/it has likened
  • we have likened
  • you have likened
  • they have likened

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelijkgesteld
  • jij had gelijkgesteld
  • hij/zij/het had gelijkgesteld
  • wij hadden gelijkgesteld
  • jullie hadden gelijkgesteld
  • zij hadden gelijkgesteld

Past perfect

  • I had likened
  • you had likened
  • he/she/it had likened
  • we had likened
  • you had likened
  • they had likened

Toekomende tijd I

  • ik zal gelijkstellen
  • jij zult gelijkstellen
  • hij/zij/het zal gelijkstellen
  • wij zullen gelijkstellen
  • jullie zullen gelijkstellen
  • zij zullen gelijkstellen

Future

  • I will liken
  • you will liken
  • he/she/it will liken
  • we will liken
  • you will liken
  • they will liken

Toekomende tijd II

  • ik zal gelijkgesteld hebben
  • jij zult gelijkgesteld hebben
  • hij/zij/het zal gelijkgesteld hebben
  • wij zullen gelijkgesteld hebben
  • jullie zullen gelijkgesteld hebben
  • zij zullen gelijkgesteld hebben

Future perfect

  • I will have likened
  • you will have likened
  • he/she/it will have likened
  • we will have likened
  • you will have likened
  • they will have likened

Conditionalis I

  • ik zou gelijkstellen
  • jij zou gelijkstellen
  • hij/zij/het zou gelijkstellen
  • wij zouden gelijkstellen
  • jullie zouden gelijkstellen
  • zij zouden gelijkstellen

Conditional present

  • I would liken
  • you would liken
  • he/she/it would liken
  • we would liken
  • you would liken
  • they would liken

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelijkgesteld
  • jij zou hebben gelijkgesteld
  • hij/zij/het zou hebben gelijkgesteld
  • wij zouden hebben gelijkgesteld
  • jullie zouden hebben gelijkgesteld
  • zij zouden hebben gelijkgesteld

Conditional perfect

  • I would have likened
  • you would have likened
  • he/she/it would have likened
  • we would have likened
  • you would have likened
  • they would have likened

Imperatief

  • jij stel gelijk
  • jullie stelt gelijk

Imperative

  • you liken
  • you liken

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gelijkstellen