Vervoeging van gleam

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it gleams
  • they gleam

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het gloort
  • zij gloren

Simple past

  • he/she/it gleamed
  • they gleamed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het gloorde
  • zij gloorden

Present perfect

  • he/she/it has gleamed
  • they have gleamed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gegloord
  • zij hebben gegloord

Past perfect

  • he/she/it had gleamed
  • they had gleamed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gegloord
  • zij hadden gegloord

Future

  • he/she/it will gleam
  • they will gleam

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal gloren
  • zij zult gloren

Future perfect

  • he/she/it will have gleamed
  • they will have gleamed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gegloord hebben
  • zij zult gegloord hebben

Conditional present

  • he/she/it would gleam
  • they would gleam

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal gloren
  • zij zullen gloren

Conditional perfect

  • he/she/it would have gleamed
  • they would have gleamed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gegloord
  • zij zullen hebben gegloord

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van gleam