Vervoeging van gustar
Onbepaalde wijs (infinitief): gustar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo gusto
- tú gustas
- él/ella gusta
- nosotros gustamos
- vosotros gustáis
- ellos/ellas gustan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behaag
- jij behaagt
- hij/zij/het behaagt
- wij behagen
- jullie behagen
- zij behagen
Indefinido
- yo gusté
- tú gustaste
- él/ella gustó
- nosotros gustamos
- vosotros gustasteis
- ellos/ellas gustaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik behaagde
- jij behaagde
- hij/zij/het behaagde
- wij behaagden
- jullie behaagden
- zij behaagden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he gustado
- tú has gustado
- él/ella ha gustado
- nosotros hemos gustado
- vosotros habéis gustado
- ellos/ellas han gustado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behaagd
- jij hebt behaagd
- hij/zij/het heeft behaagd
- wij hebben behaagd
- jullie hebben behaagd
- zij hebben behaagd
Pluscuamperfecto
- yo había gustado
- tú habías gustado
- él/ella había gustado
- nosotros habíamos gustado
- vosotros habíais gustado
- ellos/ellas habían gustado
Voltooid verleden tijd
- ik had behaagd
- jij had behaagd
- hij/zij/het had behaagd
- wij hadden behaagd
- jullie hadden behaagd
- zij hadden behaagd
Futuro I
- yo gustaré
- tú gustarás
- él/ella gustará
- nosotros gustaremos
- vosotros gustaréis
- ellos/ellas gustarán
Toekomende tijd I
- ik zal behagen
- jij zult behagen
- hij/zij/het zal behagen
- wij zullen behagen
- jullie zullen behagen
- zij zullen behagen
Futuro perfecto
- yo habré gustado
- tú habrás gustado
- él/ella habrá gustado
- nosotros habremos gustado
- vosotros habréis gustado
- ellos/ellas habrán gustado
Toekomende tijd II
- ik zal behaagd hebben
- jij zult behaagd hebben
- hij/zij/het zal behaagd hebben
- wij zullen behaagd hebben
- jullie zullen behaagd hebben
- zij zullen behaagd hebben
Condicional
- yo gustaría
- tú gustarías
- él/ella gustaría
- nosotros gustaríamos
- vosotros gustaríais
- ellos/ellas gustarían
Conditionalis I
- ik zou behagen
- jij zou behagen
- hij/zij/het zou behagen
- wij zouden behagen
- jullie zouden behagen
- zij zouden behagen
Condicional perfecto
- yo habría gustado
- tú habrías gustado
- él/ella habría gustado
- nosotros habríamos gustado
- vosotros habríais gustado
- ellos/ellas habrían gustado
Conditionalis II
- ik zou hebben behaagd
- jij zou hebben behaagd
- hij/zij/het zou hebben behaagd
- wij zouden hebben behaagd
- jullie zouden hebben behaagd
- zij zouden hebben behaagd
Imperativo presente
- tú gusta
- vosotros gustad
Imperatief
- jij behaag
- jullie behaagt