Vervoeging van hand
Onbepaalde wijs (infinitief): to hand
Engels
Nederlands
Present
- I hand
- you hand
- he/she/it hands
- we hand
- you hand
- they hand
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik steek toe
- jij steekt toe
- hij/zij/het steekt toe
- wij steken toe
- jullie steken toe
- zij steken toe
Simple past
- I handed
- you handed
- he/she/it handed
- we handed
- you handed
- they handed
Onvoltooid verleden tijd
- ik stak toe
- jij stak toe
- hij/zij/het stak toe
- wij staken toe
- jullie staken toe
- zij staken toe
Present perfect
- I have handed
- you have handed
- he/she/it has handed
- we have handed
- you have handed
- they have handed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegestoken
- jij hebt toegestoken
- hij/zij/het heeft toegestoken
- wij hebben toegestoken
- jullie hebben toegestoken
- zij hebben toegestoken
Past perfect
- I had handed
- you had handed
- he/she/it had handed
- we had handed
- you had handed
- they had handed
Voltooid verleden tijd
- ik had toegestoken
- jij had toegestoken
- hij/zij/het had toegestoken
- wij hadden toegestoken
- jullie hadden toegestoken
- zij hadden toegestoken
Future
- I will hand
- you will hand
- he/she/it will hand
- we will hand
- you will hand
- they will hand
Toekomende tijd I
- ik zal toesteken
- jij zult toesteken
- hij/zij/het zal toesteken
- wij zullen toesteken
- jullie zullen toesteken
- zij zullen toesteken
Future perfect
- I will have handed
- you will have handed
- he/she/it will have handed
- we will have handed
- you will have handed
- they will have handed
Toekomende tijd II
- ik zal toegestoken hebben
- jij zult toegestoken hebben
- hij/zij/het zal toegestoken hebben
- wij zullen toegestoken hebben
- jullie zullen toegestoken hebben
- zij zullen toegestoken hebben
Conditional present
- I would hand
- you would hand
- he/she/it would hand
- we would hand
- you would hand
- they would hand
Conditionalis I
- ik zou toesteken
- jij zou toesteken
- hij/zij/het zou toesteken
- wij zouden toesteken
- jullie zouden toesteken
- zij zouden toesteken
Conditional perfect
- I would have handed
- you would have handed
- he/she/it would have handed
- we would have handed
- you would have handed
- they would have handed
Conditionalis II
- ik zou hebben toegestoken
- jij zou hebben toegestoken
- hij/zij/het zou hebben toegestoken
- wij zouden hebben toegestoken
- jullie zouden hebben toegestoken
- zij zouden hebben toegestoken
Imperative
- you hand
- you hand
Imperatief
- jij steek toe
- jullie steekt toe