Vervoeging van haze

Engels

Nederlands

Present

  • I haze
  • you haze
  • he/she/it hazes
  • we haze
  • you haze
  • they haze

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haarkloof
  • jij haarklooft
  • hij/zij/het haarklooft
  • wij haarkloven
  • jullie haarkloven
  • zij haarkloven

Simple past

  • I hazed
  • you hazed
  • he/she/it hazed
  • we hazed
  • you hazed
  • they hazed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik haarkloofde
  • jij haarkloofde
  • hij/zij/het haarkloofde
  • wij haarkloofden
  • jullie haarkloofden
  • zij haarkloofden

Present perfect

  • I have hazed
  • you have hazed
  • he/she/it has hazed
  • we have hazed
  • you have hazed
  • they have hazed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehaarkloofd
  • jij hebt gehaarkloofd
  • hij/zij/het heeft gehaarkloofd
  • wij hebben gehaarkloofd
  • jullie hebben gehaarkloofd
  • zij hebben gehaarkloofd

Past perfect

  • I had hazed
  • you had hazed
  • he/she/it had hazed
  • we had hazed
  • you had hazed
  • they had hazed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehaarkloofd
  • jij had gehaarkloofd
  • hij/zij/het had gehaarkloofd
  • wij hadden gehaarkloofd
  • jullie hadden gehaarkloofd
  • zij hadden gehaarkloofd

Future

  • I will haze
  • you will haze
  • he/she/it will haze
  • we will haze
  • you will haze
  • they will haze

Toekomende tijd I

  • ik zal haarkloven
  • jij zult haarkloven
  • hij/zij/het zal haarkloven
  • wij zullen haarkloven
  • jullie zullen haarkloven
  • zij zullen haarkloven

Future perfect

  • I will have hazed
  • you will have hazed
  • he/she/it will have hazed
  • we will have hazed
  • you will have hazed
  • they will have hazed

Toekomende tijd II

  • ik zal gehaarkloofd hebben
  • jij zult gehaarkloofd hebben
  • hij/zij/het zal gehaarkloofd hebben
  • wij zullen gehaarkloofd hebben
  • jullie zullen gehaarkloofd hebben
  • zij zullen gehaarkloofd hebben

Conditional present

  • I would haze
  • you would haze
  • he/she/it would haze
  • we would haze
  • you would haze
  • they would haze

Conditionalis I

  • ik zou haarkloven
  • jij zou haarkloven
  • hij/zij/het zou haarkloven
  • wij zouden haarkloven
  • jullie zouden haarkloven
  • zij zouden haarkloven

Conditional perfect

  • I would have hazed
  • you would have hazed
  • he/she/it would have hazed
  • we would have hazed
  • you would have hazed
  • they would have hazed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehaarkloofd
  • jij zou hebben gehaarkloofd
  • hij/zij/het zou hebben gehaarkloofd
  • wij zouden hebben gehaarkloofd
  • jullie zouden hebben gehaarkloofd
  • zij zouden hebben gehaarkloofd

Imperative

  • you haze
  • you haze

Imperatief

  • jij haarkloof
  • jullie haarklooft

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van haze