Vervoeging van hellen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik hel
  • jij helt
  • hij/zij/het helt
  • wij hellen
  • jullie hellen
  • zij hellen

Present

  • I tip
  • you tip
  • he/she/it tips
  • we tip
  • you tip
  • they tip

Onvoltooid verleden tijd

  • ik helde
  • jij helde
  • hij/zij/het helde
  • wij helden
  • jullie helden
  • zij helden

Simple past

  • I tipped
  • you tipped
  • he/she/it tipped
  • we tipped
  • you tipped
  • they tipped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geheld
  • jij hebt geheld
  • hij/zij/het heeft geheld
  • wij hebben geheld
  • jullie hebben geheld
  • zij hebben geheld

Present perfect

  • I have tipped
  • you have tipped
  • he/she/it has tipped
  • we have tipped
  • you have tipped
  • they have tipped

Voltooid verleden tijd

  • ik had geheld
  • jij had geheld
  • hij/zij/het had geheld
  • wij hadden geheld
  • jullie hadden geheld
  • zij hadden geheld

Past perfect

  • I had tipped
  • you had tipped
  • he/she/it had tipped
  • we had tipped
  • you had tipped
  • they had tipped

Toekomende tijd I

  • ik zal hellen
  • jij zult hellen
  • hij/zij/het zal hellen
  • wij zullen hellen
  • jullie zullen hellen
  • zij zullen hellen

Future

  • I will tip
  • you will tip
  • he/she/it will tip
  • we will tip
  • you will tip
  • they will tip

Toekomende tijd II

  • ik zal geheld hebben
  • jij zult geheld hebben
  • hij/zij/het zal geheld hebben
  • wij zullen geheld hebben
  • jullie zullen geheld hebben
  • zij zullen geheld hebben

Future perfect

  • I will have tipped
  • you will have tipped
  • he/she/it will have tipped
  • we will have tipped
  • you will have tipped
  • they will have tipped

Conditionalis I

  • ik zou hellen
  • jij zou hellen
  • hij/zij/het zou hellen
  • wij zouden hellen
  • jullie zouden hellen
  • zij zouden hellen

Conditional present

  • I would tip
  • you would tip
  • he/she/it would tip
  • we would tip
  • you would tip
  • they would tip

Conditionalis II

  • ik zou hebben geheld
  • jij zou hebben geheld
  • hij/zij/het zou hebben geheld
  • wij zouden hebben geheld
  • jullie zouden hebben geheld
  • zij zouden hebben geheld

Conditional perfect

  • I would have tipped
  • you would have tipped
  • he/she/it would have tipped
  • we would have tipped
  • you would have tipped
  • they would have tipped

Imperatief

  • jij hel
  • jullie helt

Imperative

  • you tip
  • you tip