Vervoeging van herijken
Onbepaalde wijs (infinitief): herijken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik herijk
- jij herijkt
- hij/zij/het herijkt
- wij herijken
- jullie herijken
- zij herijken
Present
- I apprize
- you apprize
- he/she/it apprizes
- we apprize
- you apprize
- they apprize
Onvoltooid verleden tijd
- ik herijkte
- jij herijkte
- hij/zij/het herijkte
- wij herijkten
- jullie herijkten
- zij herijkten
Simple past
- I apprized
- you apprized
- he/she/it apprized
- we apprized
- you apprized
- they apprized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb herijkt
- jij hebt herijkt
- hij/zij/het heeft herijkt
- wij hebben herijkt
- jullie hebben herijkt
- zij hebben herijkt
Present perfect
- I have apprized
- you have apprized
- he/she/it has apprized
- we have apprized
- you have apprized
- they have apprized
Voltooid verleden tijd
- ik had herijkt
- jij had herijkt
- hij/zij/het had herijkt
- wij hadden herijkt
- jullie hadden herijkt
- zij hadden herijkt
Past perfect
- I had apprized
- you had apprized
- he/she/it had apprized
- we had apprized
- you had apprized
- they had apprized
Toekomende tijd I
- ik zal herijken
- jij zult herijken
- hij/zij/het zal herijken
- wij zullen herijken
- jullie zullen herijken
- zij zullen herijken
Future
- I will apprize
- you will apprize
- he/she/it will apprize
- we will apprize
- you will apprize
- they will apprize
Toekomende tijd II
- ik zal herijkt hebben
- jij zult herijkt hebben
- hij/zij/het zal herijkt hebben
- wij zullen herijkt hebben
- jullie zullen herijkt hebben
- zij zullen herijkt hebben
Future perfect
- I will have apprized
- you will have apprized
- he/she/it will have apprized
- we will have apprized
- you will have apprized
- they will have apprized
Conditionalis I
- ik zou herijken
- jij zou herijken
- hij/zij/het zou herijken
- wij zouden herijken
- jullie zouden herijken
- zij zouden herijken
Conditional present
- I would apprize
- you would apprize
- he/she/it would apprize
- we would apprize
- you would apprize
- they would apprize
Conditionalis II
- ik zou hebben herijkt
- jij zou hebben herijkt
- hij/zij/het zou hebben herijkt
- wij zouden hebben herijkt
- jullie zouden hebben herijkt
- zij zouden hebben herijkt
Conditional perfect
- I would have apprized
- you would have apprized
- he/she/it would have apprized
- we would have apprized
- you would have apprized
- they would have apprized
Imperatief
- jij herijk
- jullie herijkt
Imperative
- you apprize
- you apprize