Vervoeging van herwinnen
Onbepaalde wijs (infinitief): herwinnen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik herwin
- jij herwint
- hij/zij/het herwint
- wij herwinnen
- jullie herwinnen
- zij herwinnen
Présent
- je rattrape
- tu rattrapes
- il/elle rattrape
- nous rattrapons
- vous rattrapez
- ils/elles rattrapent
Onvoltooid verleden tijd
- ik herwon
- jij herwon
- hij/zij/het herwon
- wij herwonnen
- jullie herwonnen
- zij herwonnen
Indicatif imparfait
- je rattrapais
- tu rattrapais
- il/elle rattrapait
- nous rattrapions
- vous rattrapiez
- ils/elles rattrapaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb herwonnen
- jij hebt herwonnen
- hij/zij/het heeft herwonnen
- wij hebben herwonnen
- jullie hebben herwonnen
- zij hebben herwonnen
Indicatif passé composé
- j'ai rattrapé
- tu as rattrapé
- il/elle a rattrapé
- nous avons rattrapé
- vous avez rattrapé
- ils/elles ont rattrapé
Voltooid verleden tijd
- ik had herwonnen
- jij had herwonnen
- hij/zij/het had herwonnen
- wij hadden herwonnen
- jullie hadden herwonnen
- zij hadden herwonnen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais rattrapé
- tu avais rattrapé
- il/elle avait rattrapé
- nous avions rattrapé
- vous aviez rattrapé
- ils/elles avaient rattrapé
Toekomende tijd I
- ik zal herwinnen
- jij zult herwinnen
- hij/zij/het zal herwinnen
- wij zullen herwinnen
- jullie zullen herwinnen
- zij zullen herwinnen
Indicatif futur
- je rattraperai
- tu rattraperas
- il/elle rattrapera
- nous rattraperons
- vous rattraperez
- ils/elles rattraperont
Toekomende tijd II
- ik zal herwonnen hebben
- jij zult herwonnen hebben
- hij/zij/het zal herwonnen hebben
- wij zullen herwonnen hebben
- jullie zullen herwonnen hebben
- zij zullen herwonnen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai rattrapé
- tu auras rattrapé
- il/elle aura rattrapé
- nous aurons rattrapé
- vous aurez rattrapé
- ils/elles auront rattrapé
Conditionalis I
- ik zou herwinnen
- jij zou herwinnen
- hij/zij/het zou herwinnen
- wij zouden herwinnen
- jullie zouden herwinnen
- zij zouden herwinnen
Conditionnel présent
- je rattraperais
- tu rattraperais
- il/elle rattraperait
- nous rattraperions
- vous rattraperiez
- ils/elles rattraperaient
Conditionalis II
- ik zou hebben herwonnen
- jij zou hebben herwonnen
- hij/zij/het zou hebben herwonnen
- wij zouden hebben herwonnen
- jullie zouden hebben herwonnen
- zij zouden hebben herwonnen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais rattrapé
- tu aurais rattrapé
- il/elle aurait rattrapé
- nous aurions rattrapé
- vous auriez rattrapé
- ils/elles auraient rattrapé
Imperatief
- jij herwin
- jullie herwint
Impératif
- tu rattrape
- vous rattrapez