Vervoeging van imbue
Onbepaalde wijs (infinitief): to imbue
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it imbues
- they imbue
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het loopt vol
- zij lopen vol
Simple past
- he/she/it imbued
- they imbued
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het liep vol
- zij liepen vol
Present perfect
- he/she/it has imbued
- they have imbued
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is volgelopen
- zij zijn volgelopen
Past perfect
- he/she/it had imbued
- they had imbued
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was volgelopen
- zij waren volgelopen
Future
- he/she/it will imbue
- they will imbue
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vollopen
- zij zult vollopen
Future perfect
- he/she/it will have imbued
- they will have imbued
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal volgelopen zijn
- zij zult volgelopen zijn
Conditional present
- he/she/it would imbue
- they would imbue
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vollopen
- zij zullen vollopen
Conditional perfect
- he/she/it would have imbued
- they would have imbued
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn volgelopen
- zij zullen zijn volgelopen