Vervoeging van inbakeren
Onbepaalde wijs (infinitief): inbakeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik baker in
- jij bakert in
- hij/zij/het bakert in
- wij bakeren in
- jullie bakeren in
- zij bakeren in
Indicativo presente
- yo envuelvo
- tú envuelves
- él/ella envuelve
- nosotros envolvemos
- vosotros envolvéis
- ellos/ellas envuelven
Onvoltooid verleden tijd
- ik bakerde in
- jij bakerde in
- hij/zij/het bakerde in
- wij bakerden in
- jullie bakerden in
- zij bakerden in
Indefinido
- yo envolví
- tú envolviste
- él/ella envolvió
- nosotros envolvimos
- vosotros envolvisteis
- ellos/ellas envolvieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingebakerd
- jij hebt ingebakerd
- hij/zij/het heeft ingebakerd
- wij hebben ingebakerd
- jullie hebben ingebakerd
- zij hebben ingebakerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he envuelto
- tú has envuelto
- él/ella ha envuelto
- nosotros hemos envuelto
- vosotros habéis envuelto
- ellos/ellas han envuelto
Voltooid verleden tijd
- ik had ingebakerd
- jij had ingebakerd
- hij/zij/het had ingebakerd
- wij hadden ingebakerd
- jullie hadden ingebakerd
- zij hadden ingebakerd
Pluscuamperfecto
- yo había envuelto
- tú habías envuelto
- él/ella había envuelto
- nosotros habíamos envuelto
- vosotros habíais envuelto
- ellos/ellas habían envuelto
Toekomende tijd I
- ik zal inbakeren
- jij zult inbakeren
- hij/zij/het zal inbakeren
- wij zullen inbakeren
- jullie zullen inbakeren
- zij zullen inbakeren
Futuro I
- yo envolveré
- tú envolverás
- él/ella envolverá
- nosotros envolveremos
- vosotros envolveréis
- ellos/ellas envolverán
Toekomende tijd II
- ik zal ingebakerd hebben
- jij zult ingebakerd hebben
- hij/zij/het zal ingebakerd hebben
- wij zullen ingebakerd hebben
- jullie zullen ingebakerd hebben
- zij zullen ingebakerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré envuelto
- tú habrás envuelto
- él/ella habrá envuelto
- nosotros habremos envuelto
- vosotros habréis envuelto
- ellos/ellas habrán envuelto
Conditionalis I
- ik zou inbakeren
- jij zou inbakeren
- hij/zij/het zou inbakeren
- wij zouden inbakeren
- jullie zouden inbakeren
- zij zouden inbakeren
Condicional
- yo envolvería
- tú envolverías
- él/ella envolvería
- nosotros envolveríamos
- vosotros envolveríais
- ellos/ellas envolverían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingebakerd
- jij zou hebben ingebakerd
- hij/zij/het zou hebben ingebakerd
- wij zouden hebben ingebakerd
- jullie zouden hebben ingebakerd
- zij zouden hebben ingebakerd
Condicional perfecto
- yo habría envuelto
- tú habrías envuelto
- él/ella habría envuelto
- nosotros habríamos envuelto
- vosotros habríais envuelto
- ellos/ellas habrían envuelto
Imperatief
- jij baker in
- jullie bakert in
Imperativo presente
- tú envuelve
- vosotros envolved