Vervoeging van informeren
Onbepaalde wijs (infinitief): informeren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik informeer
- jij informeert
- hij/zij/het informeert
- wij informeren
- jullie informeren
- zij informeren
Presente
- io insegno
- tu insegni
- lui/lei/Lei insegna
- noi insegnamo
- voi/Voi insegnate
- loro/Loro insegnano
Onvoltooid verleden tijd
- ik informeerde
- jij informeerde
- hij/zij/het informeerde
- wij informeerden
- jullie informeerden
- zij informeerden
Imperfetto
- io insegnavo
- tu insegnavi
- lui/lei/Lei insegnava
- noi insegnavamo
- voi/Voi insegnavate
- loro/Loro insegnavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnformeerd
- jij hebt geïnformeerd
- hij/zij/het heeft geïnformeerd
- wij hebben geïnformeerd
- jullie hebben geïnformeerd
- zij hebben geïnformeerd
Passato prossimo
- io ho insegnato
- tu hai insegnato
- lui/lei/Lei ha insegnato
- noi abbiamo insegnato
- voi/Voi avete insegnato
- loro/Loro hanno insegnato
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnformeerd
- jij had geïnformeerd
- hij/zij/het had geïnformeerd
- wij hadden geïnformeerd
- jullie hadden geïnformeerd
- zij hadden geïnformeerd
Trapassato prossimo
- io avevo insegnato
- tu avevi insegnato
- lui/lei/Lei aveva insegnato
- noi avevamo insegnato
- voi/Voi avevate insegnato
- loro/Loro avevano insegnato
Toekomende tijd I
- ik zal informeren
- jij zult informeren
- hij/zij/het zal informeren
- wij zullen informeren
- jullie zullen informeren
- zij zullen informeren
Futuro semplice
- io insegnerò
- tu insegnerai
- lui/lei/Lei insegnerà
- noi insegneremo
- voi/Voi insegnerete
- loro/Loro insegneranno
Toekomende tijd II
- ik zal geïnformeerd hebben
- jij zult geïnformeerd hebben
- hij/zij/het zal geïnformeerd hebben
- wij zullen geïnformeerd hebben
- jullie zullen geïnformeerd hebben
- zij zullen geïnformeerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò insegnato
- tu avrai insegnato
- lui/lei/Lei avrà insegnato
- noi avremo insegnato
- voi/Voi avrete insegnato
- loro/Loro avranno insegnato
Conditionalis I
- ik zou informeren
- jij zou informeren
- hij/zij/het zou informeren
- wij zouden informeren
- jullie zouden informeren
- zij zouden informeren
Condizionale presente
- io insegnerei
- tu insegneresti
- lui/lei/Lei insegnerebbe
- noi insegneremmo
- voi/Voi insegnereste
- loro/Loro insegnerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnformeerd
- jij zou hebben geïnformeerd
- hij/zij/het zou hebben geïnformeerd
- wij zouden hebben geïnformeerd
- jullie zouden hebben geïnformeerd
- zij zouden hebben geïnformeerd
Condizionale passato
- io avrei insegnato
- tu avresti insegnato
- lui/lei/Lei avrebbe insegnato
- noi avremmo insegnato
- voi/Voi avreste insegnato
- loro/Loro avrebbero insegnato
Imperatief
- jij informeer
- jullie informeert
Imperativo
- tu insegna
- voi/Voi insegnate