Vervoeging van inrekenen
Onbepaalde wijs (infinitief): inrekenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik reken in
- jij rekent in
- hij/zij/het rekent in
- wij rekenen in
- jullie rekenen in
- zij rekenen in
Indicativo presente
- yo detengo
- tú detienes
- él/ella detiene
- nosotros detenemos
- vosotros detenéis
- ellos/ellas detienen
Onvoltooid verleden tijd
- ik rekende in
- jij rekende in
- hij/zij/het rekende in
- wij rekenden in
- jullie rekenden in
- zij rekenden in
Indefinido
- yo detuve
- tú detuviste
- él/ella detuvo
- nosotros detuvimos
- vosotros detuvisteis
- ellos/ellas detuvieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingerekend
- jij hebt ingerekend
- hij/zij/het heeft ingerekend
- wij hebben ingerekend
- jullie hebben ingerekend
- zij hebben ingerekend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he detenido
- tú has detenido
- él/ella ha detenido
- nosotros hemos detenido
- vosotros habéis detenido
- ellos/ellas han detenido
Voltooid verleden tijd
- ik had ingerekend
- jij had ingerekend
- hij/zij/het had ingerekend
- wij hadden ingerekend
- jullie hadden ingerekend
- zij hadden ingerekend
Pluscuamperfecto
- yo había detenido
- tú habías detenido
- él/ella había detenido
- nosotros habíamos detenido
- vosotros habíais detenido
- ellos/ellas habían detenido
Toekomende tijd I
- ik zal inrekenen
- jij zult inrekenen
- hij/zij/het zal inrekenen
- wij zullen inrekenen
- jullie zullen inrekenen
- zij zullen inrekenen
Futuro I
- yo detendré
- tú detendrás
- él/ella detendrá
- nosotros detendremos
- vosotros detendréis
- ellos/ellas detendrán
Toekomende tijd II
- ik zal ingerekend hebben
- jij zult ingerekend hebben
- hij/zij/het zal ingerekend hebben
- wij zullen ingerekend hebben
- jullie zullen ingerekend hebben
- zij zullen ingerekend hebben
Futuro perfecto
- yo habré detenido
- tú habrás detenido
- él/ella habrá detenido
- nosotros habremos detenido
- vosotros habréis detenido
- ellos/ellas habrán detenido
Conditionalis I
- ik zou inrekenen
- jij zou inrekenen
- hij/zij/het zou inrekenen
- wij zouden inrekenen
- jullie zouden inrekenen
- zij zouden inrekenen
Condicional
- yo detendría
- tú detendrías
- él/ella detendría
- nosotros detendríamos
- vosotros detendríais
- ellos/ellas detendrían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingerekend
- jij zou hebben ingerekend
- hij/zij/het zou hebben ingerekend
- wij zouden hebben ingerekend
- jullie zouden hebben ingerekend
- zij zouden hebben ingerekend
Condicional perfecto
- yo habría detenido
- tú habrías detenido
- él/ella habría detenido
- nosotros habríamos detenido
- vosotros habríais detenido
- ellos/ellas habrían detenido
Imperatief
- jij reken in
- jullie rekent in
Imperativo presente
- tú detén
- vosotros detened