Vervoeging van intensiveren

Onbepaalde wijs (infinitief): intensiveren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik intensiveer
  • jij intensiveert
  • hij/zij/het intensiveert
  • wij intensiveren
  • jullie intensiveren
  • zij intensiveren

Present

  • I compound
  • you compound
  • he/she/it compounds
  • we compound
  • you compound
  • they compound

Onvoltooid verleden tijd

  • ik intensiveerde
  • jij intensiveerde
  • hij/zij/het intensiveerde
  • wij intensiveerden
  • jullie intensiveerden
  • zij intensiveerden

Simple past

  • I compounded
  • you compounded
  • he/she/it compounded
  • we compounded
  • you compounded
  • they compounded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïntensiveerd
  • jij hebt geïntensiveerd
  • hij/zij/het heeft geïntensiveerd
  • wij hebben geïntensiveerd
  • jullie hebben geïntensiveerd
  • zij hebben geïntensiveerd

Present perfect

  • I have compounded
  • you have compounded
  • he/she/it has compounded
  • we have compounded
  • you have compounded
  • they have compounded

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïntensiveerd
  • jij had geïntensiveerd
  • hij/zij/het had geïntensiveerd
  • wij hadden geïntensiveerd
  • jullie hadden geïntensiveerd
  • zij hadden geïntensiveerd

Past perfect

  • I had compounded
  • you had compounded
  • he/she/it had compounded
  • we had compounded
  • you had compounded
  • they had compounded

Toekomende tijd I

  • ik zal intensiveren
  • jij zult intensiveren
  • hij/zij/het zal intensiveren
  • wij zullen intensiveren
  • jullie zullen intensiveren
  • zij zullen intensiveren

Future

  • I will compound
  • you will compound
  • he/she/it will compound
  • we will compound
  • you will compound
  • they will compound

Toekomende tijd II

  • ik zal geïntensiveerd hebben
  • jij zult geïntensiveerd hebben
  • hij/zij/het zal geïntensiveerd hebben
  • wij zullen geïntensiveerd hebben
  • jullie zullen geïntensiveerd hebben
  • zij zullen geïntensiveerd hebben

Future perfect

  • I will have compounded
  • you will have compounded
  • he/she/it will have compounded
  • we will have compounded
  • you will have compounded
  • they will have compounded

Conditionalis I

  • ik zou intensiveren
  • jij zou intensiveren
  • hij/zij/het zou intensiveren
  • wij zouden intensiveren
  • jullie zouden intensiveren
  • zij zouden intensiveren

Conditional present

  • I would compound
  • you would compound
  • he/she/it would compound
  • we would compound
  • you would compound
  • they would compound

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïntensiveerd
  • jij zou hebben geïntensiveerd
  • hij/zij/het zou hebben geïntensiveerd
  • wij zouden hebben geïntensiveerd
  • jullie zouden hebben geïntensiveerd
  • zij zouden hebben geïntensiveerd

Conditional perfect

  • I would have compounded
  • you would have compounded
  • he/she/it would have compounded
  • we would have compounded
  • you would have compounded
  • they would have compounded

Imperatief

  • jij intensiveer
  • jullie intensiveert

Imperative

  • you compound
  • you compound

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van intensiveren