Vervoeging van intomen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik toom in
- jij toomt in
- hij/zij/het toomt in
- wij tomen in
- jullie tomen in
- zij tomen in
Indicativo presente
- yo refreno
- tú refrenas
- él/ella refrena
- nosotros refrenamos
- vosotros refrenáis
- ellos/ellas refrenan
Onvoltooid verleden tijd
- ik toomde in
- jij toomde in
- hij/zij/het toomde in
- wij toomden in
- jullie toomden in
- zij toomden in
Indefinido
- yo refrené
- tú refrenaste
- él/ella refrenó
- nosotros refrenamos
- vosotros refrenasteis
- ellos/ellas refrenaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingetoomd
- jij hebt ingetoomd
- hij/zij/het heeft ingetoomd
- wij hebben ingetoomd
- jullie hebben ingetoomd
- zij hebben ingetoomd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he refrenado
- tú has refrenado
- él/ella ha refrenado
- nosotros hemos refrenado
- vosotros habéis refrenado
- ellos/ellas han refrenado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingetoomd
- jij had ingetoomd
- hij/zij/het had ingetoomd
- wij hadden ingetoomd
- jullie hadden ingetoomd
- zij hadden ingetoomd
Pluscuamperfecto
- yo había refrenado
- tú habías refrenado
- él/ella había refrenado
- nosotros habíamos refrenado
- vosotros habíais refrenado
- ellos/ellas habían refrenado
Toekomende tijd I
- ik zal intomen
- jij zult intomen
- hij/zij/het zal intomen
- wij zullen intomen
- jullie zullen intomen
- zij zullen intomen
Futuro I
- yo refrenaré
- tú refrenarás
- él/ella refrenará
- nosotros refrenaremos
- vosotros refrenaréis
- ellos/ellas refrenarán
Toekomende tijd II
- ik zal ingetoomd hebben
- jij zult ingetoomd hebben
- hij/zij/het zal ingetoomd hebben
- wij zullen ingetoomd hebben
- jullie zullen ingetoomd hebben
- zij zullen ingetoomd hebben
Futuro perfecto
- yo habré refrenado
- tú habrás refrenado
- él/ella habrá refrenado
- nosotros habremos refrenado
- vosotros habréis refrenado
- ellos/ellas habrán refrenado
Conditionalis I
- ik zou intomen
- jij zou intomen
- hij/zij/het zou intomen
- wij zouden intomen
- jullie zouden intomen
- zij zouden intomen
Condicional
- yo refrenaría
- tú refrenarías
- él/ella refrenaría
- nosotros refrenaríamos
- vosotros refrenaríais
- ellos/ellas refrenarían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingetoomd
- jij zou hebben ingetoomd
- hij/zij/het zou hebben ingetoomd
- wij zouden hebben ingetoomd
- jullie zouden hebben ingetoomd
- zij zouden hebben ingetoomd
Condicional perfecto
- yo habría refrenado
- tú habrías refrenado
- él/ella habría refrenado
- nosotros habríamos refrenado
- vosotros habríais refrenado
- ellos/ellas habrían refrenado
Imperatief
- jij toom in
- jullie toomt in
Imperativo presente
- tú refrena
- vosotros refrenad