Vervoeging van intoneren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik intoneer
  • jij intoneert
  • hij/zij/het intoneert
  • wij intoneren
  • jullie intoneren
  • zij intoneren

Présent

  • je règle
  • tu règles
  • il/elle règle
  • nous réglons
  • vous réglez
  • ils/elles règlent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik intoneerde
  • jij intoneerde
  • hij/zij/het intoneerde
  • wij intoneerden
  • jullie intoneerden
  • zij intoneerden

Indicatif imparfait

  • je réglais
  • tu réglais
  • il/elle réglait
  • nous réglions
  • vous régliez
  • ils/elles réglaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïntoneerd
  • jij hebt geïntoneerd
  • hij/zij/het heeft geïntoneerd
  • wij hebben geïntoneerd
  • jullie hebben geïntoneerd
  • zij hebben geïntoneerd

Indicatif passé composé

  • j'ai réglé
  • tu as réglé
  • il/elle a réglé
  • nous avons réglé
  • vous avez réglé
  • ils/elles ont réglé

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïntoneerd
  • jij had geïntoneerd
  • hij/zij/het had geïntoneerd
  • wij hadden geïntoneerd
  • jullie hadden geïntoneerd
  • zij hadden geïntoneerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais réglé
  • tu avais réglé
  • il/elle avait réglé
  • nous avions réglé
  • vous aviez réglé
  • ils/elles avaient réglé

Toekomende tijd I

  • ik zal intoneren
  • jij zult intoneren
  • hij/zij/het zal intoneren
  • wij zullen intoneren
  • jullie zullen intoneren
  • zij zullen intoneren

Indicatif futur

  • je réglerai
  • tu régleras
  • il/elle réglera
  • nous réglerons
  • vous réglerez
  • ils/elles régleront

Toekomende tijd II

  • ik zal geïntoneerd hebben
  • jij zult geïntoneerd hebben
  • hij/zij/het zal geïntoneerd hebben
  • wij zullen geïntoneerd hebben
  • jullie zullen geïntoneerd hebben
  • zij zullen geïntoneerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai réglé
  • tu auras réglé
  • il/elle aura réglé
  • nous aurons réglé
  • vous aurez réglé
  • ils/elles auront réglé

Conditionalis I

  • ik zou intoneren
  • jij zou intoneren
  • hij/zij/het zou intoneren
  • wij zouden intoneren
  • jullie zouden intoneren
  • zij zouden intoneren

Conditionnel présent

  • je réglerais
  • tu réglerais
  • il/elle réglerait
  • nous réglerions
  • vous régleriez
  • ils/elles régleraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïntoneerd
  • jij zou hebben geïntoneerd
  • hij/zij/het zou hebben geïntoneerd
  • wij zouden hebben geïntoneerd
  • jullie zouden hebben geïntoneerd
  • zij zouden hebben geïntoneerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais réglé
  • tu aurais réglé
  • il/elle aurait réglé
  • nous aurions réglé
  • vous auriez réglé
  • ils/elles auraient réglé

Imperatief

  • jij intoneer
  • jullie intoneert

Impératif

  • tu règle
  • vous réglez