Vervoeging van jade

Engels

Nederlands

Present

  • I jade
  • you jade
  • he/she/it jades
  • we jade
  • you jade
  • they jade

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik jakker af
  • jij jakkert af
  • hij/zij/het jakkert af
  • wij jakkeren af
  • jullie jakkeren af
  • zij jakkeren af

Simple past

  • I jaded
  • you jaded
  • he/she/it jaded
  • we jaded
  • you jaded
  • they jaded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik jakkerde af
  • jij jakkerde af
  • hij/zij/het jakkerde af
  • wij jakkerden af
  • jullie jakkerden af
  • zij jakkerden af

Present perfect

  • I have jaded
  • you have jaded
  • he/she/it has jaded
  • we have jaded
  • you have jaded
  • they have jaded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgejakkerd
  • jij hebt afgejakkerd
  • hij/zij/het heeft afgejakkerd
  • wij hebben afgejakkerd
  • jullie hebben afgejakkerd
  • zij hebben afgejakkerd

Past perfect

  • I had jaded
  • you had jaded
  • he/she/it had jaded
  • we had jaded
  • you had jaded
  • they had jaded

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgejakkerd
  • jij had afgejakkerd
  • hij/zij/het had afgejakkerd
  • wij hadden afgejakkerd
  • jullie hadden afgejakkerd
  • zij hadden afgejakkerd

Future

  • I will jade
  • you will jade
  • he/she/it will jade
  • we will jade
  • you will jade
  • they will jade

Toekomende tijd I

  • ik zal afjakkeren
  • jij zult afjakkeren
  • hij/zij/het zal afjakkeren
  • wij zullen afjakkeren
  • jullie zullen afjakkeren
  • zij zullen afjakkeren

Future perfect

  • I will have jaded
  • you will have jaded
  • he/she/it will have jaded
  • we will have jaded
  • you will have jaded
  • they will have jaded

Toekomende tijd II

  • ik zal afgejakkerd hebben
  • jij zult afgejakkerd hebben
  • hij/zij/het zal afgejakkerd hebben
  • wij zullen afgejakkerd hebben
  • jullie zullen afgejakkerd hebben
  • zij zullen afgejakkerd hebben

Conditional present

  • I would jade
  • you would jade
  • he/she/it would jade
  • we would jade
  • you would jade
  • they would jade

Conditionalis I

  • ik zou afjakkeren
  • jij zou afjakkeren
  • hij/zij/het zou afjakkeren
  • wij zouden afjakkeren
  • jullie zouden afjakkeren
  • zij zouden afjakkeren

Conditional perfect

  • I would have jaded
  • you would have jaded
  • he/she/it would have jaded
  • we would have jaded
  • you would have jaded
  • they would have jaded

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgejakkerd
  • jij zou hebben afgejakkerd
  • hij/zij/het zou hebben afgejakkerd
  • wij zouden hebben afgejakkerd
  • jullie zouden hebben afgejakkerd
  • zij zouden hebben afgejakkerd

Imperative

  • you jade
  • you jade

Imperatief

  • jij jakker af
  • jullie jakkert af

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van jade