Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it joins

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vereent

Simple past

  • he/she/it joined

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vereende

Present perfect

  • he/she/it has joined

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is vereend

Past perfect

  • he/she/it had joined

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was vereend

Future

  • he/she/it will join

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verenen

Future perfect

  • he/she/it will have joined

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal vereend zijn

Conditional present

  • he/she/it would join

Conditionalis I

  • hij/zij/het zult verenen

Conditional perfect

  • he/she/it would have joined

Conditionalis II

  • hij/zij/het zult zijn vereend

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van join